Ignis
“Na een tijdje begon ik God dan te missen” #mijngebedsleven
Daar heeft Rob Polet gelijk in: een gelovig opgevoed mens moet groeien van het kinderlijke geloof naar het volwassen geloof. Nogal wat goedmenende kerkelijken concentreren zich op de catechese voor kinderen. Ze denken dat ze kinderen moeten wijsmaken dat ze een vriendje hebben, Jezus, die van hen houdt. Als dat lukt, is het geloof en de kerk gered.
Dikke zever. Natuurlijk dikke zever.
Heel het katholiek onderwijs is een kweekvijver van ongelovigen geworden. Ik ken niemand die door het katholiek onderwijs tot geloof is gekomen. Misschien loopt er zo wel ergens iemand rond. Maar ik heb hem in ieder geval niet ontmoet. Het zou me zelfs niet verwonderen dat ik blij zou zijn als ik hem nooit ontmoet …
Het is niet moeilijk: het christelijke geloof is geen zaak voor kinderen. Het veronderstelt volwassenheid.
Ouders moeten hun kinderen niet mee naar de kerk nemen. Ze moeten zelf naar de kerk gaan, en als de kinderen dan vragen of ze mee mogen, moeten die kinderen te horen krijgen: later als ge groot zijt !
Natuurlijk zit er ook iets positiefs in het kinderlijke gebed als het een beetje fatsoenlijk wordt aangebracht: het ontwikkelt spiritueel leven.
Als ik het kinderlijke gebed van de catechese afwijs in zijn expliciet gelovige vorm, mag ik niet het kind met het badwater weggooien. Dat kind is het spirituele leven.
Spiritueel leven kan natuurlijk wél op kindermaat.
Ook een kind kan open komen voor schoonheid, voor de kracht van de natuur; voor het besef dat het niet het centrum van de wereld is omdat die wereld zo oneindig is.
Als je naar de ontwikkeling van een baby naar kind kijkt, zie je dat die ontwikkeling vertrekt van een wezentje dat totaal op zichzelf is gericht, totaal egocentrisch, maar dat stilaan tot het besef komt van de andere …
Als je die groei naar echte volwassenheid doortrekt, leidt dat ook tot het besef van de menselijke kleinheid dat samengaat met openheid voor oneindigheid, voor transcendentie. Je kan die oneindigheid, transcendentie de naam God geven.
Vraag me niet hoe die transcendentie, die God, er uit ziet. Ik heb er gaan antwoord op. Als ik dat wel had, zou de transcendentie mij niet transcenderen.
Volwassen bidden is het cultiveren van dat besef van transcendentie; het oefenen in gevoeligheid voor transcendentie.
Wie genoeg oefent wordt doordrongen door een grote sereniteit; een ervaring van harmonie met zichzelf, met de andere, en met God. Hij wordt een gelukkig mens.
Ook die mens ervaart pijn en lijden en ook hij heeft niet de oplossingen. Maar op een of andere manier blijft hij zichzelf zien als verbonden.
De Pietà van Michelangelo geeft een beeld van grote verbondenheid, maar ook van grote sereniteit.
Vasten is een tijd waarin mensen “zich herpakken”.
Rob Polet heeft gelijk: de dagelijkse beslommeringen kunnen een mens zo inpakken dat hij het contact met de transcendentie kwijt speelt; dat hij zijn sereniteit en harmonie verliest; dat hij zich zo focust op dat kleine deel dat hij het geheel uit het oog verliest …
Daarom is het goed dat we jaarlijks een periode inlassen in onze agenda waarin we onszelf oproepen om terug op zoek te gaan naar innerlijke diepte; dat we onze cultuur van spiritualiteit een nieuw elan geven; dat we opnieuw leren bidden.
En kinderen ? Ook kinderen kunnen bidden. Zou het niet mooi zijn als een gezin voor het gezamenlijke avondmaal heel even samen stil zou zijn, en de kinderen weten dat die stilte dient om te beseffen hoe mooi het is om zo samen te zijn ?