Waakzaamheid

In vorige blogs over de advent had ik het over de advent als tijd van wachten op een komst. In het kerstverhaal een geboorte: een kind dat komt.

Maar het kerstverhaal is ook een verhaal van waakzaamheid.

Er komt veel in ons leven. Maar hoe dikwijls zijn we er ons van bewust ? We ondergaan het en we beseffen pas dat het gekomen is als het te laat is en er niets meer aan te doen valt. Of we hebben de kans laten voorbijgaan. Omdat we niet waakzaam genoeg waren.

In het kerstverhaal wordt de waakzaamheid verbeeld door de herders en de drie wijzen uit het Oosten.

Ze hebben een ster gezien.

Eén ster tussen de duizenden in de onmetelijke sterrenhemel van de donkere nachten van Palestina.

De hotelbaas die de armoezaaier met zijn zwangere vrouw een kamer heeft geweigerd, heeft de ster niet gezien. Hij keek naar zijn portemonnee.

Hij kon goed doen, maar is niet waakzaam geweest en heeft de kans op het goede gemist.

Je kan het kerstverhaal beluisteren als de komst van het goede in deze wereld. 

Maar de herders zijn wel waakzaam geweest. Herders zijn van nature waakzaam. Maar toch. Herders waren in die tijd het laagste van het laagste. Krapuul. Ze mochten zelfs niet binnen de stadsmuren komen. Ze leefden in een uitsluitend mannenwereldje met beesten. Kerstmis is natuurlijk geen seksverhaal, en dus moet ik bij dat wereldje ik geen tekeningetje maken.

Maar juist deze “onfatsoenlijken” waren blijkbaar op een of andere manier nog bekwaam om het goede te herkennen en het te verwelkomen.

De fatsoenlijken waren te veel bezig met fatsoenlijk te zijn.

Ook de drie wijzen – in deze context vermijd ik het woord koningen – hadden de ster gezien. Ze hadden nagedacht over de wereld en waren er van overtuigd dat die naar de knoppen ging. Ze hadden wel nog niet over Oekraïne gehoord, maar in die tijd was het niet beter. En ze speurden de hemel af naar tekenen van hoop.

Wij zouden meer naar de hemel moeten kijken en luisteren zodat we het gezang van de engelen horen. Voorbij de sterren. Naar daar waar onze dierbaren gelukkig zijn. Misschien is het zelfs hun gezang. En hun geluk moet voor ons een teken zijn dat er méér is dan de eer van het vaderland, bevochten op het slachtveld of voetbalveld.

Waakzaamheid  voor het goede betekent dat ik nu, hier, de kansen zie om “goed te zijn”.

Om een kind al dan niet in een kribbe wat warmte te geven.

Om een vrouw te ondersteunen die weeën heeft, niet enkel omwille van een geboorte, maar gewoon om het leven.

Om een mislukkeling te ontvangen bij mijn os en ezel, en hem te laten voelen dat hij iets betekent.

Vul zelf maar in: als je waakzaam bent zie je overal kansen om goedheid in deze triestige wereld te brengen.

Waakzaamheid – ik kan het niet laten – is niet gelijk aan “woke”. Alleen al dat er een engels woord voor nodig is, maakt duidelijk dat er iets mis mee is.

Woke is de waakzaamheid van de mens die van waakzaamheid iets ik-gerichts maakt; van de mens die het belangrijk vindt voor zijn zelfbeeld dat hij waakzaam is.

Echte waakzaamheid is pas mogelijk in puurheid.

Wij zijn van nature niet puur. Waakzaamheid vraagt een proces van uitpuring.

Ze is pas mogelijk na een lange tocht, zoals die van de drie wijzen die op weg zijn gegaan zonder de garantie dat ze iets zouden vinden. Hun ogen niet gericht op het doel, maar op de ster; in een vorm van overgave.

Ooit heb  ik op mijn rug liggend in de woestijn naar de sterren gekeken. Dan voelt een mens zich klein, een zandkorrel in de eeuwigheid.

Zo moeten de drie wijzen zich gevoeld hebben op hun kemels tijdens hun tocht.

Waakzaamheid vraagt nederigheid.

Echte waakzaamheid kan pas in een vorm van aanvaarding van het grotere, van het wonder; in een focus op wat/wie groter is dan ik.

Als ik echt waakzaam ben besef ik dat niet ik het ben die het goede brengt. Maar ik weet dat het komt en ik ben blij en dankbaar dat ik er mag aan meewerken.

We staan voor verschrikkelijke tijden. Jullie weten dat ik er van overtuigd ben dat de derde wereldoorlog onvermijdelijk is.

Kerstmis vieren als feest van vrede lijkt dan cynisch.

Komt die oorlog er omdat we niet waakzaam genoeg geweest zijn ?

Hadden we niet kerstmis moeten vieren elke dag, het hele jaar door ?

Hadden we moeten streven naar macht om de oorlog te voorkomen ?

De kerstkribbe is geen koninklijke of presidentiële troon. Ze is een beeld van onmacht. De onmacht van het pasgeboren kind.

Maar alle verschrikkelijke machten op deze aarde zijn niet machtig genoeg om de waakzame mens te versmachten. Ze kunnen deze waakzame mens doden. Maar altijd opnieuw zullen er mensen waakzaam zijn en zelfs in oorlogstijd kansen zien voor het goede.

Er is geen andere weg dan die van de waakzame onmacht.