LUCAS 19, 28-40
In die tijd trok Jezus verder en ging op weg naar Jeruzalem.
Toen Hij Bétfage en Betánie naderde,
zond Hij twee van zijn leerlingen met de opdracht:
“Gaat naar het dorp daar vóór u.
Bij uw binnenkomst zult ge een veulen vinden
dat vastgebonden staat
en waarop nog nooit iemand gezeten heeft;
maakt het los en brengt het hier.
Mocht iemand u vragen: Waarom maakt ge het los?,
dan moet ge zeggen: De Heer heeft het nodig.”
De twee leerlingen gingen dus weg
en bevonden het zoals Hij hun gezegd had.
Toen ze het veulen losmaakten vroegen hun de eigenaars:
“Waarom maakt ge het veulen los?”
Zij antwoordden:
“De Heer heeft het nodig.”
Ze brachten het veulen bij Jezus,
wierpen er hun mantels overheen
en hielpen Jezus erop.
Terwijl Hij voorttrok
spreidden ze hun mantels op de weg uit.
Toen Hij de stad naderde,
begonnen zijn talrijke volgelingen,
reeds op de helling van de Olijfberg,
opgetogen en met luide stem God te prijzen
om alle wonderen die zij gezien hadden.
Zij riepen:
“Gezegend de Koning
die komt in de naam van de Heer!
Vrede in de hemel en eer in den hoge!”
Enige Farizeeën onder het volk zeiden tot Hem:
“Meester, geef uw leerlingen een terechtwijzing.”
Hij antwoordde:
“Ik zeg u: Als zij zwijgen zullen de stenen roepen.”
“Wat zou ik graag dat ezelveulen geweest zijn.” Dat was de spirituele commentaar van een van mijn godsdienstleerkrachten bij deze tekst. Het ging er dan over dat het veulen uitverkoren was om de Messias te dragen… Zoals wel meer godsdienstleerkrachten was hij een brave man – tegenwoordig zou het een vrouw zijn – maar ik moet eerlijk bekennen dat zijn betrachting om die ezel te zijn aan mij toch niet besteed was.
Maar zijn basisintuïtie was juist: de ezel speelt een cruciale rol in het verhaal. Lucas verwijst hier in de eerste plaats naar een tekst uit het Oud-Testamentische boek van de profeet Zacharias. In die tekst wordt een oorlogssituatie beschreven waarin de mensen zich totaal onveilig voelen. En dan komt er iemand die hen zal redden: een koning. Maar waar men een koning strijdvaardig op een paard verwacht, zit deze op een veulen. En hij brengt geen oorlog, maar vrede… Dat ezelachtige vrede-thema van Zacharias komt later uitdrukkelijk aan bod in de tekst van Lucas als de mensen roepen: “Vrede in de hemel”. Daar verwijst Lucas naar zijn kerstverhaal waar de engelen zingen: Vrede op aarde…”
Want die ezel heeft ook al de show gestolen in het kerstverhaal waar de zwangere Maria, gezeten op een ezel en geleid door Jozef, vanuit Nazareth naar Bethlehem trekt. En wat later komt het beeld terug bij de vlucht naar Egypte.
En ook in het kerstverhaal is de vrede een belangrijk thema. Daarvoor worden zelfs een peloton engelen opgevorderd.
En altijd opnieuw draait het rond macht, of liever onmacht, of machteloosheid. Of nog beter: over ieder ontbreken van streven naar macht.
Aan kerkgangers wordt geregeld gevraagd om het Credo op te zeggen. In deze klassieke geloofsbelijdenis van Nicea staan er over het leven van Jezus slechts twee momenten: zijn geboorte en sterven. Niets over zijn woorden of daden. En die twee levensmomenten zijn momenten van totale machteloosheid: een pas geboren kind van armoezaaiers, even later een vluchteling; en op het einde een sukkelaar op een kruis.
En nu hoor ik jullie al filosoferen of het wel opportuun is om te kiezen voor machteloosheid als je bedreigd wordt door een machtige vijand ? Zou een christen dan Hitler zijn gang hebben moeten laten gaan ? Is de christen een naïeve sul ?
Maar daar gaat het niet over. Het gaat er wel over dat vrede niet samenvalt met afwezigheid van oorlog. Want oorlog kan afwezig zijn als er evenwicht is tussen machten. De christelijke boodschap gaat veel dieper: échte vrede is er pas als er geen streven naar macht meer is. Echte vrede is er pas als wij mens zijn geworden naar het beeld en gelijkenis van de machteloze God van Jezus.
En ja, dat is voor de mens van nu, of voor de mens van tot nu, gewoon ondenkbaar. Het is een onbereikbare droom. En toch moeten we die droom durven blijven dromen. En we kunnen er aan werken om die droom toch waar te maken. We weten dat we hem niet kunnen waar maken, en toch moeten en kunnen we er aan werken. Het is simpel: gaan we er van uit (zoals de liberalen) dat de mens nu eenmaal een egocentrisch en egoïstisch wezen is dat de andere mens als een concurrent ziet, of geloven we dat de mens een wezen in evolutie is, en dat die evolutie een positieve evolutie is en dat de mens ooit in staat zal zijn tot echte gemeenschap ? En wil ik een mens zijn die die evolutie bevordert of tegenwerkt ? De positieve keuze sluit realisme niet uit. Ik laat ook niet zo maar op mijn gezicht slaan. En toch kan ik effectief streven naar een betere wereld. Maar ik geef toe: mijn persoonlijk devies is: enthousiast werken aan hopeloze zaken.
Ik kan er niets aan doen: ik moet het concreter maken. Geloven we dat de mens enkel in staat is tot kapitalisme, of geloven we dat de mens toegroeit – of kan toegroeien – naar een echt solidaire samenleving ? Het christendom wijst hier de weg. Het gaat om geloof. Raar dat sommigen zoveel problemen hebben met geloof. En die weg kan er geen zijn van streven naar macht om zo’n ideale samenleving tot stand te brengen. Als Lenin een beetje christen zou geweest zijn, zouden we de verschrikkingen van Stalin niet hebben gekend.
Neen, de reis zal een rit op een ezel zijn.
En nu wil ik toch weer zelf zo’n ezel zijn door bij Pasen een prent van Kerstmis te zetten:
Tekening van Felix Timmermans
Dat heb ik ZO NOOIT op school geleerd .
Ik ook niet !