In het dorre Palestijnse landschap sjokken een man en een vrouw, op weg van Nazareth in het Noorden, naar Bethlehem, in het Zuiden van het land. De reden van hun reis heeft geen belang. Hij is al wat ouder, zij nog een jonge vrouw. En ze is zwanger. Maar niet van hem. De biologische vader is onbekend. En ze zit op een ezel. Dat is belangrijk, want de ezel houdt zijn ruiter laag bij de grond en nederig. Hij is de tegenpool van het paard dat de ruiter boven de gewone mensen verheft. Koningen krijgen ruiterstandbeelden, maar deze mensen hebben niets met koningen te maken, al zal het kind later wel koning genoemd worden. Maar dat is een leugen.
Eigenlijk is het hele tafereel een voorbeeld van hoe een deftig gezin er niet moet uitzien.
Tegen de avond komt het zooitje ongeregeld aan in Bethlehem en zoekt een onderkomen voor de nacht in een herberg. Maar als de herbergier ziet met wie hij te maken heeft, weigert hij hen te ontvangen. Pastoors op de preekstoel die niet willen dat de zogenaamde beminde gelovigen de waarheid over die sukkelaars zien, zeggen dan dat de herberg volzet was. Maar dat staat er niet in het verhaal. Er staat: er was voor hen geen plaats… Voor hen. Als het een beetje fatsoenlijk volk was geweest, zou er wel plaats geweest zijn.
En dus trekken de armzalige reizigers terug weg, buiten de stadsmuren en zoeken onderkomen in een stal. En daar wordt het kind geboren tussen de beesten.
Herders die hun stal bezet zien, slaan het tafereel gade. Het is ruig volk. Mannen die zelfs niet binnen de stadsmuren mogen komen omdat ze stinken en stelen. Ze leven in een wereld van enkel mannen, homo’s en schapen neukers, sommigen dragen hun lievelingslammetje op hun schouder. Maar zelfs dit volk, het laagste van het laagste, beseft dat hier iets speciaals gebeurt. Meer nog: zij beseffen wat het deftig volk niet beseft: dit gaat over hen.
Uiteraard moeten er sneeuwvlokken vallen en engelenkoren vertellen waar het over gaat: vrede op aarde.
Het is een tafereel van pure machteloosheid. Niet van de macht van koningsruiters, niet van de macht van rijken. Niet van de macht van rechters of politiekers. Als het over vrede gaat, brengen ze niets bij. Integendeel. Vrede kan niet als er machtigen in de buurt zijn. Macht is de tegenpool van de vrede.
Het klinkt raar, maar als je het over Kerstmis hebt, moet je het ook over Goede Vrijdag hebben, de dag dat het kind uit de stal, stierf op een kruis.
Gelovigen reciteren in hun vieringen geregeld het Credo. Ik geloof. De officiële geloofsbelijdenis van de katholieke kerk. Er is iets vreemd in die belijdenis. Als het over Jezus gaat worden er twee momenten uit zijn leven vernoemd. Slechts twee: zijn geboorte en dood. Kerstmis en Goede Vrijdag. En allebei bieden ze een beeld van machteloosheid, van totale onmacht.
Vrede op aarde !
Mij is bijgebleven dat ookHIJ de openbare zondares niet veroordeelde.
Grigori, je komt hier de buurt van de kern van het christendom. Die kern zit dus ook al in het kerstverhaal, want het is geen veroordeling van de herders, maar juist een verwelkoming: niet de “fatsoenlijken” mogen getuigen zijn van de komst van God aarde, maar de onfatsoenlijken. Als ik woorden als “God op aarde” gebruik, spreek ik natuurlijk mythologische en geen filosofische taal.