Doorbraak
Rondas’ Sinksenfoor, of waarom de fanatieke wokelingen 2000 jaar achterop lopen
Morgen is ’t Pinksteren, en daarom spreek ik vandaag tot u een woord van de Sinksenfoor
Vooraf: als ik het woord God, Jahweh of Abba gebruik, hanteer ik mythologische taal. Je krijgt hier dus een tekst die voornamelijk is geschreven in eerder filosofische taal, maar soms naadloos overgaat in mythologische passages en andersom.
Ik ben geen antisemiet, integendeel ! Natuurlijk is de God van Jezus, ABBA, superieur aan de God van de Joden, Jahweh, maar ik kan die Jahweh niet zo maar opzij schuiven als onbetekenend. Voor ABBA in werking trad, had Jahweh het voor het zeggen en hij was een machtige God. En in ieder geval: de Joden kunnen er niet aan doen dat Jahweh hun God is.
Daar waar ABBA een zachtaardig lief vadertje is, dat sterk genoeg is om machteloos te kunnen zijn, was Jahweh God, precies omdat hij almachtig was. En als het nodig was liet hij dat aan de mensen, dat aards gekruipsel voelen.
Dat gekruipsel krioelde er oorspronkelijk maar wat op los, maar stilaan begon het zich meer en meer te nestelen. Jahweh zag daar oorspronkelijk geen graten in, maar toen begonnen die nesten groter en groter te worden. Nederzettingetjes werden dorpen; dorpen werden steden… grote steden.
Stadjes vond Jahweh geen probleem, maar grote steden zag hij niet graag, want ze waren haarden van goddeloosheid. In een grote stad komen mensen los van de natuur en zo ook van God. En dus liepen de grote steden vol met armen. Maar ja, waar er armen zijn, zijn er ook rijken.
Als er één volk los van God en gebod is, zijn het de rijken. Rijken hebben nooit genoeg en vinden dat hun recht op rijkdom en macht onbeperkt is en zo kregen ze Jahweh in het vizier.
Ze bouwden dus een stad in de hoogte, richting hemel, het geliefde ressort van Jahweh. Tegenwoordig vinden architecten zichzelf fantastisch als ze torengebouwen met hangende tuinen ontwerpen. Duizenden jaren geleden deden mensen dat al in Babel.
Maar Jahweh vond dat niet fijn en dus creëerde hij in Babel de multiculturele samenleving. Even later stortte de boel in mekaar.
Blijkbaar leren de mensen het nooit.
Wat heeft dat met Pinksteren te maken ?
De kernboodschap is simpel: ABBA wil er zijn voor iedereen. Zijn macht is oneindig klein, maar zijn liefde is oneindig groot en er is genoeg voor iedereen.
Dat “iedereen” wordt in het pinksterverhaal uitgedrukt in talen. Niet iedereen spreekt dezelfde taal. De boodschap is gericht aan mensen die verschillende talen spreken. Ze richt zich tot alle talen. Tot mensen van overal in de wereld. Tot alle mensen, tot welke cultuur ook ze behoren.
De Franse filosoof, Maurice Nédoncelle, bepaalde de liefde zo: “l’ Amour, c’est la promotion de l’ autre dans l’ autre”. Liefde is het bevorderen van het andere in de andere.
Liefde heeft niets te maken met gelijk worden aan mekaar. Integendeel. Hoe meer de andere anders is, hoe groter de liefde. Maar ook: hoe meer liefde er vereist is. Of nog: hoe moeilijker de liefde.
ABBA, het lieve vadertje, pakt een mens niet op zijn onvermogen. Hij eist niet dat we allemaal tot de uiterste liefde voor de totaal andere in staat zijn.
Er zijn mensen die kunnen houden van iemand met een andere taal, een andere cultuur. Er zijn mensen die meer gemeenschappelijks nodig hebben. Voor ABBA maakt het niets uit: als ze maar liefhebben; als ze de andere maar anders laten zijn, genoeg om zichzelf te zijn, al is dat zichzelf maar een klein beetje anders. Of beter: als ze de ander niet enkel toelaten om anders te zijn, maar steunen in zijn anders zijn.
Voor ABBA zelf is dit een onvoorwaardelijk gebeuren. Hij is er toe bekwaam ook al wordt zijn liefde niet met wederliefde beantwoord.
Maar ik ben God niet. Als gelovige word ik wel opgeroepen tot – en moet en wil ik het ook wel proberen, maar niemand kan van mij eisen dat ik bekwaam ben tot liefde voor een (totaal) andere die me geen liefde teruggeeft, me als tegenstander ziet, of me haat.
Daar zitten we in onze wereld mee opgezadeld.
In dat geval bestaat de enige vredevolle oplossing er in dat we mekaar gerust laten; in de scheiding.
Dat betekent niet dat we mekaar niet meer ontmoeten en niet meer proberen om mekaar te begrijpen, of dat we echt helemaal niets meer samen kunnen regelen, (denk aan de kinderen), maar wel dat we niet meer samen leven.
Tot nu situeerde mijn denken zich op het persoonlijke vlak.
Rondas trekt het open van de individuele mens naar de verschillende culturen.
Kan ik dat individuele en persoonlijke overzetten naar culturen ?
Als dat zo is, stelt dat vragen bij de multiculturele samenleving. Is het mogelijk dat er culturen zijn die zo verschillen dat samen leven niet mogelijk is in het stadium waarin de mensheid zich nu bevindt ? Samen leven gaat hier natuurlijk niet over samen leven op de planeet, maar over samenleven in één samenleving, staat, natie, of hoe je het ook wil noemen.
Schiet ik als gelovige tekort als ik ja antwoord op de vraag of er culturen zijn met wie samenleven nu niet mogelijk is ?
Ik zie in de boodschap van Pinksteren geen elementen die me een antwoord geven op die vraag.
De samenleving toen in dat gebied van de wereld was door de Romeinse overheersing een soort van multiculturele samenleving. De Romeinen hadden een “wereld”handel op gang gebracht en tegelijkertijd het Hellenisme verspreid: een universele Griekse cultuur onder de bestuurlijke elite, maar die de plaatselijke culturen niet bedreigde. De Romeinen waren niet geïnteresseerd in cultuur en moeiden zich zo weinig mogelijk met de plaatselijke manieren van leven of de organisatie van een land. Hun enige zorg was het innen van belastingen.
Je kan daar dus van een soort multiculturaliteit spreken, die voor de eerste christenen volkomen normaal was, maar het was geen multiculturele samenleving zoals wij die nu kennen, omdat de staatkundige structuren nu heel anders zijn. Denk hierbij aan wetten en rechtspraak.
De multiculturele samenleving zoals wij die begrijpen lag totaal buiten de denkwereld van de eerste christenen.
Mijn geloof geeft me dus geen antwoord op de vraag over de multiculturele samenleving. Maar het is wel duidelijk als het over de ontmoeting met de andere mens gaat: tot welke cultuur hij behoort doet er niet toe. Ik moet hem met een positief vooroordeel tegemoet treden want dat leert Pinksteren: de boodschap is universeel en richt zich tot mensen van alle culturen.