Kerknet
Hoe werd Sint-Christoffel patroonheilige van de reizigers?
Nogal wat mensen geloven in god, de probleemoplosser. Heiligen zijn daarvan wat lager hangende emanaties.
In feite gaat het over een oerprimitieve vorm van geloof, terug te brengen tot het moment dat de primitieve mens zich bewust wordt van het feit dat er nogal wat krachten in zijn leven op hem inwerken, waar hij totaal geen vat op heeft. Als hij daarover begint te reflecteren, gaat hij die krachten ook personaliseren, zoals hij zelf een recent proces van personalisatie heeft doorgemaakt bij zijn overgang van dier naar mens. Je zou zelfs kunnen stellen dat we niet meer van dier, maar van mens spreken, op het ogenblik dat het wezen godsdienstig wordt.
Want dat is de volgende stap: die gepersonaliseerde krachten krijgen de naam god.
De mens zou de mens niet zijn als hij niet zou proberen in te werken op die krachten, ze gunstig te stemmen, ze over te halen door offers te brengen… kortom de mens gaat diensten bewijzen aan god om zo diensten te verkrijgen van die god. Godsdienst.
Dat primitieve geloof is aanwezig in alle godsdiensten, ook in het boeddhisme dat in strikte zin geen godsdienst, maar levenswijsheid is. De boeddhistische streken staan vol met tempels waarin mensen offers komen brengen en gunsten afsmeken.
Ook in de tijd van Jezus en bij de eerste christenen was het godsbeeld van god de probleemoplosser prominent aanwezig. Het is nooit verdwenen.
Een van de grote misverstanden bij gelovigen is de overtuiging dat het geloof onveranderlijk is. Gelovig zijn betekent trouw zijn aan de overtuiging van toen.
Dat is natuurlijk juist. Ik kan me niet christen noemen als ik de boodschap van Jezus niet meer als grondslag heb voor mijn geloof. Maar dat valt niet samen met onveranderlijkheid.
Het is duidelijk dat de eerste christenen ook niet allemaal dezelfde interpretatie hadden van het optreden en de boodschap van Jezus. Een en ander werd natuurlijk ingepast in eigen cultuur, eigen aan plaats en tijd. Paulus verkondigt iets anders dan Johannes. Zolang de kern behouden blijft is er niets aan de hand.
Het is dus volkomen normaal dat ik als kind van de negentiende eeuw andersgelovig ben dan iemand van de achttiende eeuw. Wie vasthoudt aan het verleden wordt achterlijk.
De elementen die de kern omkaderen kunnen en zullen de kern verduisteren. Een goede evolutie van geloof zal dus een uitpuring zijn: doorheen allerlei omkaderingen op zoek gaan naar de kern. De puurdere visie op de kern zal dan zelf ook weer leiden tot verdere vrijheid tegenover de omkaderingen…
Dit proces leidt in het christendom tot het besef dat het offer niet past in het diepste van het godsbeeld dat Jezus voorhoudt.
De puurste verwoording van dat godsbeeld vinden we bij Johannes: God is liefde. Hierbij gaat het uitdrukkelijk om onvoorwaardelijke liefde. Onvoorwaardelijke liefde vraagt geen offers.
Tijdens een bergwandeling liep er voor mij een mooie vrouw (die ik als macho en liefhebber dus snel heb ingehaald), plots verlaat ze het pad en klimt enkele meters tegen de helling op om daar een bloempje te plukken. Eén. Voor mij een onverklaarbare daad. Die helling staat vol met allemaal dezelfde bloempjes. Wat heb ik daar gezien ? Een vorm van atavisme uit de tijd dat de mannen nog jagers waren (mijn gedrag) en de vrouwen verzamelaars. In deze vrouw die er echt niet uitzag als een huissloof, maar die ik me kon inbeelden als een manager, kwam plots de primitieve verzamelaarster boven.
Ik wil maar zeggen: we zijn er nog niet van af. De primitieve mens zit nog altijd in ieder van ons.
Dat is ook zo bij godsdienst. Het moet dus niet verwonderen dat het primitieve geloof van de oermens nog doorbreekt bij moderne gelovigen van vandaag. En zelfs niet enkel bij gelovigen, maar ook bij ongelovigen. Ik heb een atheïst meegemaakt die op zijn sterfbed vroeg om voor hem te bidden.
Als ik op de ideologische toer ben zal ik ongenadig inhakken op de offer-godsdienst, op het godsbeeld van de probleemoplosser, op de offertafels in de liturgie, op de kaarsenindustrie…
Maar als ik het over mensen heb, pleit ik voor begrip.
Neen, ik kijk niet neer op iemand die een Christoffel medaille aan de voorspiegel van zijn wagen heeft hangen. En een moeder die een kaarsje gaat branden voor een ziek kind, is niet belachelijk…
Je kan het zelfs als een kracht zien als mensen hun kwetsbaarheid en onmacht erkennen.
Als ik het pure godsbeeld van liefde voorop stel, kan ik toch mensen niet verachten die kracht putten uit rituelen waar ik geen nood aan heb (toch ook nog even wachten tot ik zelf echt in nood zit) ? Ook zij horen bemind te worden.
Denk nu niet dat ik zoveel mensen bemin. Ik zou het moeten.
De onvolprezen Kierkegaard stelt het duidelijk: liefde is een verplichting.
Johannes laat Jezus zeggen: dit is mijn gebod, dat gij elkaar liefhebt…
Jezus heeft het nog over het laatste oordeel. In mijn ogen past dat niet echt in zijn godsbeeld, maar is het een rest uit zijn Joods verleden. Eigenlijk doet het er niet toe, want we zullen slechts op één punt beoordeeld worden: hebben we hongerigen te eten gegeven, dorstigen te drinken, naakten gekleed, gevangen bezocht… kortom hebben we zwakke mensen en sukkelaars bemind ? Hebben we dat éne gebod beleefd ?
Welnu, als mensen die kaarsjes branden het gebod beter hebben beleefd dan ik, met mijn puur geloof, hebben ze meer kans om in de hemel te geraken dan ik.
Misschien moet ik me toch maar eens een medaille van Christoffel aanschaffen. Als hij me niet van een auto-ongeluk behoedt, draagt hij me misschien wel ten hemel.