de Bezieling
Neen, ik beweer niet dat het allemààl gelul is wat Lisette Thooft hier neerpent. Er staan hier zeker waardevolle inzichten. En toch word ik kwaad.
Ja, de afwijzing van het vraaggebed is correct: God is er niet om onze problemen op te lossen of ons te behoeden of te verlossen van pijn.
Het is het oude adagium: als God goed is, is hij niet almachtig. Als hij almachtig is, is hij niet goed.
Als God Liefde is, kàn hij dus niet almachtig zijn.
Wie de verhalen van het Nieuwe Testament goed leest, vindt het daar al terug: we leren Jezus – de zoon van God op aarde (mythologische taal ! ) – kennen als de grote machteloze.
In de geloofsbelijdenis van Nicea (het Credo uit de eucharistieviering) valt op dat er over het leven van Jezus slechts twee gebeurtenissen worden vernoemd: hij is geboren en gestorven. Niets over wat hij voor de rest heeft meegemaakt of gezegd.
Een baby (totale machteloosheid) geboren uit een koppel armoezaaiers, niet gehuwd, mensen die een fatsoenlijke herbergier niet in huis wilde, in een stal tussen uitgestotenen die zelfs niet binnen de stadsmuren mochten komen.
Hij is de meest schandelijke dood gestorven.
Wie kan er machtelozer zijn dan een gekruisigde ?
De verrijzenis kan dan wel een teken van hoop zijn, maar in ieder geval gebeurt die niet op deze aarde.
Tja, dan rijst natuurlijk de vraag: wat hebben we dan aan zo ’n God ?
Het antwoord is simpel: niets !
Ik gun de mensen die geloven in de God probleemoplosser hun troost. Maar ik heb hem niet nodig.
En toch geloof ik.
En dus bid ik.
Bidden is dan zich openstellen voor het besef dat ik een deeltje ben in een mij totaal overweldigend geheel. Daarbij hoort de vraag: hoe maak ik van mezelf door mijn leven een “waardevol” deeltje ?
Beseffend dat mijn waarde altijd “nederig” zal zijn blijft er toch die opdracht.
Het gaat over de zin van het leven, mijn leven.
Laat me het beeld gebruiken van het toneelstuk dat ook Lisette gebruikt als ze het heeft over “… de schrijver, de regisseur, de hoofdrolspeler …” Vondel zegde: “Het leven is een schouwtoneel. Ieder speelt zijn rol en krijgt zijn deel …” Welnu, als ik op het toneel sta kan ik nooit het geheel overzien. Ik kan nooit de zingever zijn van het leven; van mijn bestaan. Maar als ik mijn rol goed speel, draag ik wel bij aan de zin van het grote geheel.
Dàt is bidden: tot me laten doordringen dat ik slechts een figurant ben en tegelijkertijd de vraag stellen: hoe kan ik een goede figurant zijn.
Hier ontstaat een proces dat me losweekt van mezelf; dat me lostrekt uit egocentrisme …
Voor wie die toer wil opgaan: mijn zelfbeschikkingsrecht is niet totaal.
De boodschap van Jezus is dan ook logisch: ik speel mijn rol goed als ik de liefde beleef.
Wat heeft God er mee te maken ?
Wel, voor de gelovige is die beleving van de liefde niet meer zomaar een vrije beslissing. Een gelovige geeft vrijheid op: hij moét. (Kierkegaard)
“Dit is mijn gebod: dat gij elkaar liefhebt ! “
Noteer dat dit het énige gebod is !
En neen, wij zijn God niet, en dus zal het ons niet altijd lukken. Ook de meest gelovige mens zal wel ooit een ander pijn doen. Maar die mislukking kan geen eindpunt zijn: we mogen het nooit opgeven. Het is een kwestie van vallen en altijd opnieuw opstaan. Tot in de eeuwigheid. Amen.
Wat Lisette zegt over het kwaad dat ergens toe zou dienen is pure nonsens. De duivel is geen knechtje van God. Het kwaad is niét zinvol, en dat geldt ook voor het lijden.
Wat wél is: de mens die (een beetje) is losgekomen van zichzelf kan sterker staan in het lijden.
Tenslotte is het terugplooien op zichzelf eigen aan het lijden.
Wie lijdt is bezig met zijn eigen pijn, met zichzelf.
Wie er in slaagt om ook in lijden de liefde te blijven beleven, zal minder lijden onder het lijden.
Lisette heeft het over een algemeen verspreide idee: Jezus die de kruisdood zou aanvaard hebben als voorbeeld voor ons om het lijden in ons leven te aanvaarden. Als ze nog een stapje verder zet, gaat ze naar de kruisdood als offer om ons te verlossen van onze zonden.
Daar wordt ik héél kwaad van: Jezus heeft de kruisdood niet aanvaard. Wél: Hij is ook in zijn sterven blijven beminnen. Dàt maakt van hem de zoon van de God die Liefde is.