Ignis
Mystica Madeleine Delbrêl: leven met een glans
In dit artikel stelt Piet Raes een belangrijke vraag: heb ik God nodig ? Heb ik het geloof nodig ?
De communisten van Ivry leiden een zinvol leven, gedreven door gevoelen voor rechtvaardigheid … socialisme. Ze zetten zich in voor de machtelozen.
Madeleine Delbrêl doet hetzelfde, gedreven door haar geloof.
Als die communisten dat kunnen zonder geloof of God … waarvoor dient die God dan ?
Het antwoord is duidelijk: neen, ik heb God of het geloof niet nodig. Ik kan er perfect zonder en zonder God kan ik een zinvol leven leiden.
En toch geloof ik en is het geloof voor mij belangrijk.
Waarom ?
Vergelijk het met muziek.
Ik houd van klassieke muziek. Ze is een verrijking voor mijn leven. Nogal wat mensen hebben niets met klassieke muziek en toch zijn ze gelukkig. Ze hebben klassieke muziek niet nodig. Ook ik heb klassieke muziek niet nodig om gelukkig te zijn. En toch wil ik niet zonder mijn muziek.
Ik heb mijn geloof niet nodig. Maar ik wil niet zonder mijn geloof omdat ik het als een verrijking van mijn menselijkheid ervaar.
Wie nooit kennis heeft gemaakt met klassieke muziek kan haar niet missen.
Veel mensen missen het geloof niet.
Toen ik nog smoorverliefd was had ik het gevoelen dat ik mijn lief niet kon missen. De romanticus in mij schreef haar kaartjes met de boodschap: iedere minuut zonder jou is verloren tijd. Verliefdheid is een gevoelen en gaat dus over. Nu ben ik niet meer verliefd. Mijn verliefdheid heeft plaats gemaakt voor Liefde. Nu kan ik gemakkelijk vele minuten zonder mijn lief. Eigenlijk kan ik gewoon zonder haar. Maar ik wíl niet zonder haar. Dàt is liefde. Liefde is geen gevoelen, maar een beslissing.
Zo is het met mijn geloof.
Maar wat maakt mijn geloof dan zo verrijkend ?
Het antwoord ligt in de transcendentie.
Twee weken geleden had ik het over het geheel dat meer is dan de som van de delen. Alle bouwmaterialen samen vormen nog geen huis. Er komt pas een huis als de bouwmaterialen met mekaar worden verbonden.
“Verbinden” in het Latijn is “religare”. Religie.
Zo ontstaat bij mij het besef dat ik slechts een baksteentje ben in het grote geheel van het huis. Een baksteen is totaal zinloos als hij niet verbonden wordt met het grote geheel. Maar als deel van het huis is hij zinvol.
Het geheel transcendeert de delen.
Maar de delen worden niet zo maar samengevoegd. Er is een architect nodig … Een schepper.
De schepping gaat niet over zoeken naar een begin, of naar een maker, maar over een idee van samenhang en vooral: zin.
In de loop van de geschiedenis hebben we een woord gevonden voor die architect van het geheel van de schepping: God.
Als ik mezelf zie als deel van het overstijgend geheel komt de zin van mijn leven niet meer enkel van mezelf.
Eigenlijk is het nogal hoogmoedig om te zeggen dat ik zelf de zin van mijn leven bepaal.
Dan maak ik mezelf tot God.
Het besef van transcendentie trekt beleving van zin naar een hoger niveau. Het is een verrijking.
Mijn leven krijgt een glans.
Natuurlijk sta ik nog altijd voor de opgave om een goede baksteen te zijn. Nog altijd moet ik mezelf als zinvol deel wààr maken. Maar dat wààr maken speelt zich af in een hogere dimensie.
Ik heb een oneindig respect voor mensen die zonder God en geloof enthousiast meewerken aan de opbouw van een menselijke samenleving. Maar voor mij is het een spirituele verrijking als ik dat mag en kan doen vanuit het besef van transcendentie, vanuit het geloof in een God.
Misschien maak ik het duidelijker als ik het heb over “roeping”.
Als gelovige ben ik een geroepene. Er is een God die me roept. God is Liefde. Als gelovige word ik opgeroepen om radicaal de liefde te beleven. Dat ik dat nooit genoeg zal kunnen, is niet terzake. Het is zelfs niet terzake dat een ongelovige dat in zijn concrete leven misschien beter doet dan ik.
Maar toch: als ik een spiritualiteit van roeping ontwikkel, versterk ik mijn motivatie om de Liefde te beleven. Als ik besef dat het God is die me roept, hoe zou ik dan kunnen weigeren ?
Het probleem van onze God is dat hij fluisterend roept. Hij past totaal niet in onze tijd van keiharde beat en schreeuwende presentatoren. Nogal wat mensen kunnen niet meer zonder lawaai en leven de hele dag met stopjes in hun horen, niet om stilte te vinden, maar juist om aan de stilte te ontsnappen.
Het zal wel zijn dat onze samenleving areligieus is.
Als ik de fluisterend roepende God wil horen, moet ik mijn oren spitsen. Ik moet een spiritualiteit ontwikkelen die me gevoelig maakt voor de oproep tot medemenselijkheid die in ieder mens vervat ligt. Ik moet een alertheid ontwikkelen voor situaties waarin kansen liggen om “goed te zijn”.
En als ik in die oproep tot medemenselijkheid God herken, moét ik die oproep beantwoorden.
Of zoals Kierkegaard het zegde: voor de gelovige is Liefde een plicht.
We kennen de tien geboden. De kerk heeft ons opgezadeld met een waslijst van geboden en verboden. De God van, bijvoorbeeld, de katholieken is niet de God van Jezus.
Jezus heeft ons één gebod gegeven – slechts één ! – “Dit is mijn gebod dat gij elkaar liefhebt !” (Joh. 15, 12)