Joh. 17,14 e.v.
… omdat zij niet van de wereld zijn, zoals Ik niet van de wereld ben. Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt,… Zoals Gij Mij in de wereld gezonden hebt, zo zend Ik hen in de wereld …
Een duidelijke opdracht voor de leerlingen van Jezus; voor iedereen die zijn boodschap ernstig neemt.
Die opdracht is dubbel.
De eerste opdracht is de moeilijkste: als christen mag/kan ik niet van deze wereld zijn.
Je moet geen helderziende zijn om te beseffen dat we niet in de beste aller werelden leven. En toch aanvaarden mensen deze wereld. Ze zijn van deze wereld.
Een wereld waarin mensen een Navo nodig vinden is geen mooie wereld.
Een war on drugs wijst op een fundamenteel psychisch onvermogen van een grote groep mensen.
De noodkreet van scholen en psychologen over de mentale toestand van onze jeugd is veelzeggend.
Dat in dat kader scholen in deze laatste dagen van het schooljaar kinderen naar Pennenrock sturen is pijnlijk.
Nog pijnlijker is dat de overgrote meerderheid van de ouders zelfs niet meer de onzin daarvan beseft.
Jonge mensen die onbeschaamd verklaren dat ze zonder (hard) werken stinkend rijk willen worden …
Dan heb ik het nog niet over grote wereldproblemen als de armoede, daarmee verbonden de migratie; maar ook de overbelasting van onze planeet, gevolg van een economisch systeem, gebouwd op concurrentie en strevend naar onbeperkte winst …
In Vlaanderen hebben we het goed. Of liever de meeste mensen in Vlaanderen hebben het materieel goed. En toch ontmoet ik zo weinig echt gelukkige mensen.
De wachtrijen in de psychologische zorg moeten niet opgelost worden door meer psychologen, maar door minder nood.
Daarmee kom ik op de kern van de zaak: gelukkig zijn.
Perfect geluk bestaat natuurlijk niet, maar zelfs als je tevreden bent met een beetje geluk, moet je toegeven dat de wereld waarin je leeft daar weinig of niets toe bijdraagt. Integendeel. Als een mens een beetje gelukkig is, is dat ondanks deze wereld.
Je kan uren filosoferen over het begrip geluk. Wat is geluk ?
Ik hanteer hier een eenvoudige bepaling: geluk is harmonie.
Harmonie met mezelf, met de anderen, met de natuur rondom mij.
Nogmaals: de totale harmonie bestaat niet. Als het niet teveel regent, is het veel te warm.
Er is veel waar ik geen vat op heb.
En toch …
Het grote probleem ligt er in dat deze wereld zelfs niet streeft naar harmonie.
Harmonie met mezelf kan je vertalen naar aanvaarding van jezelf. Kijk rondom je: je hoort veel spreken over aanvaarding van jezelf, maar er is iets raars aan de hand.
Naar het schijnt is er een tv serie met een seksscene met een overgewichtige vrouw. Mensen vinden dat goed want dat helpt vrouwen met Rubensiaanse rondingen om zichzelf te aanvaarden. Maar waarom moeten die vrouwen daarbij geholpen worden ?
Het hele gendergedoe wordt voorgesteld als een kwestie van aanvaarding door jezelf en door anderen. Maar is er een pijnlijkere vorm van niet-aanvaarding van zichzelf mogelijk dan bij iemand die zich wil/moet laten “verbouwen” ?
Aanvaarding van jezelf is de basis voor harmonie met anderen.
Zie jij een samenleving die gericht is op het creëren van harmonie met anderen ?
Koen Van Mechelen pleit er voor om in iedere straat een “Mixed Menu” feest te organiseren om de mensen samen te brengen. Maar is het niet erg dat dit blijkbaar nodig is ?
We ontwikkelen een ziekelijke bekommernis om onze gezondheid. Die bekommernis is op zich natuurlijk niet ziekelijk, maar als een mens niet meer gezond kan leven zonder voortdurende aandacht voor zijn gezondheid is er wel iets grondig mis. Vind jij het normaal dat waterverkopers er geen enkel probleem mee hebben om in hun water massa’s suikers te pompen om zo meer te kunnen verkopen ? Vind jij het normaal dat er een voedselagentschap moet zijn dat voortdurend onderzoekt of het voedsel dat op de markt komt niet ziek maakt ? Als de voedselproducenten naar harmonie zouden streven, zou zo ’n agentschap overbodig zijn. Maar ze streven niet naar harmonie, maar naar winst. En ze moeten wel, want anders gaan ze failliet …
Dat is de wereld waarin wij leven; waarin ik leef als gelovige. Het kàn niet mijn wereld zijn. Ik kàn niet van deze wereld zijn.
En toch houdt God van deze wereld, van deze mensen …
Joh. 3,16-17
Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered.
Ja, ik weet het: dit is natuurlijk mythologische taal. Maar eigenlijk is het niet moeilijk: het betekent dat het zin heeft om te proberen om de wereld te verbeteren en dat ik als gelovige het nooit mag opgeven. God is eeuwig: vandaar dat nooit.
Ik ben niet naïef: ik zie geen enkel teken dat het mogelijk is. En toch moet ik het blijven proberen.
Als gelovige zié ik dat deze wereld niet bijdraagt tot het geluk van mensen – ik beweer niet dat er geen ongelovigen zijn die het ook zien. Wat voor mens zou iemand zijn die het ziét en niet probeert om de wereld te verbeteren. Wat voor mens zou ik zijn ?
Ik weet niet of de wereld proberen te verbeteren me gelukkig maakt. Maar ik weet zeker dat ik ongelukkig word als ik het niet probeer.
En natuurlijk moet iedereen het doen op zijn eigen niveau, volgens zijn eigen mogelijkheden.
Ook de kleine dingen tellen: de moeder die haar kinderen probeert op te voeden tot bekwaamheid en bereidheid tot liefde; de ondernemer die hart heeft voor zijn werkers … ze verbeteren niet dé wereld, maar wel de wereld rondom zich.
Wél belangrijk is dat deze mensen dat bewust doen. Dat ze het ook zien als verbetering van de wereld; als hun bijdrage daartoe.
Want alleen zo kunnen begaafde kinderen uitgroeien tot wereldverbetaars aan de leiding met meer greep op de grote wereld.
Dat bewustzijn ligt vervat in de woorden: “Ik zend u in de wereld…”
De boodschap van Jezus creëert dit bewustzijn. Het geloof is belangrijk.