Dit ene weten wij 


Dit ene weten wij
en aan dit één houden wij ons vast in de duistere uren:
er is een Woord dat eeuwiglijk zal duren,
en wie ’t verstaat, die is niet meer alleen.” ( Henriette Roland Holst )

In het begin was het Woord en het woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God.  Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is.  In Hem was leven, en dat leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan. ( Evangelie van Johannes )

In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de Geest van God zweefde over de wateren. Toen sprak God: ‘Er moet licht zijn!’ En er was licht.              ( Genesis )

“In het begin …”

Proef dat zinnetje eens.

Het gaat hier niet over het begin van zomaar iets zoals goed weer of een reis. Het gaat over “het begin”. Als je het over het begin van een reis hebt, gaat het eigenlijk over die reis. Maar hier gaat het over het begin …

Het is hier niet de plaats om een filosofie van het begin te ontwikkelen – ik ben er ook niet slim genoeg voor – maar het is wel opvallend dat dat zinnetje in het begin van het evangelie van Johannes ook al te vinden is in het begin van het Oude Testament, het scheppingsverhaal: In het begin schiep God de hemel en de aarde*.

De gelijkenis gaat verder: 

De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de Geest van God zweefde over de wateren.  Toen sprak God: ‘Er moet licht zijn!’ En er was licht*. 

Ik heb de woorden “duisternis”, “sprak”, “licht” … vet gedrukt omdat ze zowel voorkomen in dat evangelie van Johannes als in het Scheppingsverhaal.

In het Scheppingsverhaal staat “sprak”; bij Johannes: “woord”.

Ik beken dat mijn Aramees niet goed genoeg is om het scheppingsverhaal in die taal te lezen. Ik weet dus niet welk woord er in de oorspronkelijke taal van dat verhaal gebruikt wordt, maar in het Grieks van Johannes staat “logos”.

Logos kan je vertalen door “woord”, maar logos sluit aan bij het werkwoord “legein”. Dat betekent “spreken”, maar ook “verzamelen” en “ordenen”. “Ordenen” heeft dan weer te maken met de “rede”, het denken. Ook in het Nederlands wordt er een verband gelegd tussen denken en spreken: redeneren en redevoering.

Een en ander zegt iets over het begrip God.

Eerst en vooral sluit verzamelen en ordenen aan bij het begrip transcendentie zoals ik het in eerdere blogs al heb aangehaald: het geheel is meer dan de som van de delen, juist omdat de delen met elkaar verbonden worden – religie komt van “religare”, verbinden – en die verbinding gebeurt “ordelijk”, er zit “rede” achter.

Maar rede heeft ook te maken met “reden”, “motivering”, en zo komen we bij “zin”, “zingeving”. 

Het begrip God slaat gewoon op de vraag van de mens naar de zin van zijn bestaan, van hét bestaan. Dat begrip  God geeft ook al dadelijk een antwoord op die vraag: ja ! het bestaan – mijn bestaan – heeft zin !

De overtuiging dat het bestaan – mijn bestaan – zin heeft, brengt licht in de duisternis …

In het scheppingsverhaal komt verder geregeld het zinnetje “En God zag dat het goed was” voor. Dat kan je dan omzetten in: het heeft zin.

Neen, het is niet perfect, maar het heeft zin.

Dommelingen gelijk Sartre zeggen dan dat God niet bestaat en het bestaan dus geen zin heeft. Ze vallen in de “duisternis van de diepte” ; de leegte van een hopeloos pessimisme.

Dat de mens dan maar zin moet geven, niet aan zijn bestaan, maar aan zijn daden is een al even wanhopige poging om toch nog een meubeltje te redden; een sprankeltje licht in de duisternis te laten schijnen. Maar, in Gods Naam, waarom zou ik nog proberen om mijn leven zinvol te maken door “goede daden” te stellen als het eigenlijk geen zin heeft ? En wie maakt dan uit wat “goed” is ?

Maar misschien moeten we het omdraaien: het leven heeft zin, en dus bestaat God.

Voor zover ik kan zien stelt mijn hond zich dit soort vragen niet. Het begrip God hoort niet tot zijn repertorium. Mijn slecht karakter brengt me nu er toe te zeggen dat Sartre door zijn afwijzing van God zichzelf terug brengt tot het niveau van een hond. Voor wie veel van honden houdt, wil ik het ook wel hebben over een worm. Maar misschien ga ik nu toch wat te ver.

In ieder geval is het duidelijk dat God in essentie te maken heeft met de mens. Zonder mens is er geen begrip God. Of er ergens totaal buiten de mens een goddelijk wezen is, kan ik niet weten en eigenlijk is het zelfs niet relevant.

Ik heb nu al wel gesteld dat het bestaan – mijn bestaan – zin heeft, maar wat is dan die zin – op het vlak van de menselijke persoon ?

Voor het antwoord op die vraag kan ik gaan zoeken bij bij Mozes, bij Boeddha, bij Mohammed… 

Het mooiste en, voor mij, enige echt zinvolle antwoord vind ik bij Jezus.

Ook weer Johannes zegt het heel kort en bondig: God is Liefde.

Dit ene weten wij
en aan dit één houden wij ons vast in de uren:
er is een Woord dat eeuwiglijk zal duren,
en wie ’t verstaat, die is niet meer alleen.

PS Inspiratie voor deze blog vond ik op Filosofenfontein

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *