De Morgen
Geert van Istendael: ‘De ongelijkheid is niet meer houdbaar’
De basisstelling van Van Istendael is juist. We staan voor een sociale winter, en identitair hokjesdenken is een probleem dat (terug) de kop op steekt. Toch ben ik het niet helemaal met hem eens. Het is niet mogelijk om alles te bespreken. Ik pik er enkele thema’s uit.
Van Istendael heeft hij gelijk als hij aanklaagt dat sins 1980 àlle partijen hebben meegewerkt aan de stiekeme afbraak van de sociale zekerheid.
Maar hij stelt zich niet de vraag hoe het komt dat precies àlle partijen medeschuldig zijn ?
Het kan toch niet dat er in al die tijd géén sociale partijen aan de macht zijn geweest ? Is er dus niet een onderliggende reden waardoor die partijen niet anders konden ? Voor mij is die er duidelijk wel. Ik heb het in eerdere blogs al aangegeven: onze sociale zekerheid is/was enkel mogelijk in een speciale economische toestand, begrensd in tijd en ruimte. Het gaat over de periode na de tweede wereldoorlog, en enkel in West-Europa. Ik ga hier nu niet opnieuw uitleggen wat er zo speciaal was aan die periode. In mijn blog van 21 mei over de betaalbaarheid van de pensioenen, ben ik daar al dieper op ingegaan. Maar het komt er op neer dat een sociale zekerheid enkel mogelijk is als een aantal voorwaarden vervuld zijn. En de tijd dat dit zo was is voorbij. Met andere woorden: de komst van het neokapitalisme was geen beslissing van onze politici. Het kwam er gewoon als een fase in ons kapitalisme. Natuurlijk hebben de politici die komst wel in concrete maatregelen omgezet. Maar zij zijn niet de oorzaak van die komst. De aanklacht van Van Istendael gaat dus voorbij aan de kern van de zaak: het kapitalisme als economisch systeem.
Van Istendael denkt dus dat het probleem met goede politieke wil opgelost kan worden. En daarvoor pleit hij dan voor het aangaan van staatsschuld. Hier zit hij op het spoor van Keynes. Keynes pleit ervoor om in tijden van economische recessie staatsschulden aan te gaan om de recessie te overwinnen. Ik ben daar voorstander van. Maar als het over schulden gaat, mogen we nooit vergeten dat elke lening moet terugbetaald worden met rente. Met andere woorden: schulden maken de banken (en de eigenaars) rijker, terwijl ze de schuldenmaker armer maken. Dat betekent dus dat de ongelijkheid groter wordt. Er zit dus een innerlijke tegenspraak in het denken van Van Istendael.
In ieder geval is het zo dat er een maximumgrens ligt in het aangaan van schulden. Voorbij die grens wordt terugbetaling onmogelijk, en stort de boel in mekaar. Ik zou die grens leggen bij schulden die worden aangegaan om eerdere schulden te betalen.
Je kan natuurlijk, zoals Van Istendael stelt, ook beroep doen op belastingen. Welnu, ik heb niets tegen hoge belastingen. Zeker niet als ze dienen om onze sociale zekerheid te betalen. Maar ook daar zijn er grenzen. Er is om te beginnen het probleem van de vrijheid. Veronderstel dat ik zoveel belastingen betaal dat de staat echt voor mij kan zorgen. Dan kan ik blij zijn met die zorg. Maar alle geld dat ik aan de staat geef voor die zorg, heb ik niet meer ter beschikking om uit te geven aan wat ik persoonlijk belangrijk vind. Daar moet dus een evenwicht in gevonden worden. De vraag is dan: waar ligt die grens ? Om onze sociale zekerheid in stand te houden, zonder veel schulden aan te gaan moeten onze belastingen verhoogd worden. Maar hebben we qua belastingdruk de grens niet bereikt ? Of gaat onze wil om de sociale zekerheid in stand te houden ons binnenleiden in een samenleving waarin de persoonlijke vrijheid sterk vermindert ? Ik wil best wel wat persoonlijke vrijheid opgeven. Maar in het kapitalisme is het zo dat iedere vrijheid die ik opgeef, meer vrijheid geeft aan iemand anders. Aan iemand die de weg heeft gevonden om zich in het systeem te verrijken. Aan de kapitalist. Of nog: een hoge belastingdruk is goed, maar een te hoge belastingdruk speelt binnen het kapitalisme evenzeer in de kaart van de kapitalist als een lage belastingdruk. Tenslotte was het Russische sovjet staatskapitalisme geen voorbeeld van een samenleving waar ik wil voor gaan. En, we moeten mekaar geen blaasjes wijsmaken: een “rijkentaks” klinkt goed, maar het is binnen het kapitalisme gewoon onmogelijk dat die een oplossing brengt, want binnen het kapitalisme is de kapitalist de baas – daarom heet het het kapitalisme – en de baas zal nooit zijn eigen belang vergeten. Hij is juist de baas omdat hij enkel aan zijn eigen belang denkt.
Als Van Istendael de ongelijkheid wil aanklagen, moet hij dus het kapitalisme aanklagen.
Wat de belgische solidariteit aangaat, toont Van Istendael een onbegrijpelijke onwetendheid en een groot gebrek aan logica. Hij stelt dat hij wel solidair wil zijn met de Walen, maar niet met Vlamingen die zijn solidariteit niet nodig hebben. Eerst en vooral: als het over solidariteit gaat, zijn er twee basisvisies: de Angelsaksische waarbij enkel de arme geholpen wordt, en wie het niet nodig heeft, niet krijgt uit de pot. In ons Rijnlandmodel krijgt iedereen die heeft bijgelegd, ook wie het niet nodig heeft. Maar er is een herverdeling: wie meer heeft bijgelegd krijgt in verhouding minder, wie minder heeft bijgelegd, krijgt in verhouding meer. Je kan je de vraag stellen of het Angelsaksische model wel echte solidariteit is. Het gaat de richting uit van liefdadigheid. Het enige wat in de richting van solidariteit gaat, bestaat er uit dat die liefdadigheid wettelijk verplicht is. In ieder geval leert de praktijk dat het Rijnlandmodel beter een gelijke samenleving bevordert, dan het Angelsaksische model.
Wat de solidariteit met Wallonië betreft: Ik heb het daarover al gehad in mijn blog van 16 mei.
En misschien moet ik Van Istendael er toch op wijzen dat ik een samenleving verkies waarin geen sociale zekerheid nodig is. Een sociale zekerheid is een lapmiddel in een overigens asociale samenleving. In mijn boek Eutopia probeer ik een beeld te schetsen van een mogelijk echte sociale samenleving.
Mijn woordvoorraad is uitgeput. Het thema identiteit zal voor een andere keer zijn.