Over ethische vooruitgang
Gisteren had ik het over de moraal als proces van voortschrijdend inzicht. Nu is er een probleem met het woordje “inzicht”. Is de vooruitgang in de moraal zo eenvoudig toe te schrijven aan het feit dat mensen door nadenken tot het inzicht komen dat een bepaalde opvatting eigenlijk toch niet zo goed is ?
Er is iets raars aan de hand. Ik had het gisteren al over de slaven. Laat ons daar over doordenken. Je kan vele vormen van slavernij onderscheiden. Maar ik wil het simpel houden en, een beetje kort door de bocht, laat ik slavernij samenvallen met grondbezit. Dat betekent ook dat die slavernij zich vooral in de landbouw en op het platteland afspeelde. Ja, ik weet het, er waren bijvoorbeeld ook slaven in de mijnen, maar je zal zien dat dit niets aan de redenering verandert.
Als je de slavernij koppelt aan grootgrondbezit en de slaven aan het werk zet in plantages, is de slavernij gemakkelijk te organiseren. Je hebt grenzen aan het gebied, en wie zich binnen die grenzen bevindt, is eigendom van de eigenaar van de grond. Maar in grote steden waarin grootgrondbezit in feite niet bestaat, is het houden van mensen als bezit op grote schaal veel moeilijker. Je kan dan nog wel huisslaven houden, maar in een fabriek met een massa werkvolk dat de steden bevolkt, is het praktisch onmogelijk. Daar ligt de economische factor die er toe leidde dat het Noorden in Amerika af wilde van de slavernij. Want terwijl het Zuiden nog overwegend landelijk was, was het Noorden al veel meer geïndustrialiseerd. De afschaffing van de slavernij in Amerika is een kwestie van economische overwegingen en niet dadelijk van ethisch inzicht. Lincoln die geprezen wordt als afschaffer van de slavernij, was in feite principieel niet tegen de slavernij. Het ging hem niet om menselijkheid, maar om economie. Het ethisch inzicht dat ook slaven mensen zijn, is gegroeid, samen met een economische nood.
Dit wordt ook aangetoond doordat in Amerika, na de afschaffing van de slavernij in feite nog altijd massa’s mensen in fabrieken als slaven werden behandeld. Formeel waren ze vrij, maar ze waren totaal afhankelijk van de kapitalisten, eigenaars van de fabrieken, en die maakten daar gewetenloos gebruik van. Upton Sinclair is een vergeten schrijver, maar ik nodig je uit om zijn boek Jungle te lezen over de toestanden in de vleesverwerkingsfabrieken in Chicago. Tussendoor: ook zijn Lanny Budd serie over de opkomst van het nazisme in Duitsland is interessant.
Het afschaffen van de slavernij werd voorgesteld als een daad van menselijkheid. Maar dezelfde mensen die die menselijkheid propageerden, organiseerden een nieuwe vorm van slavernij. Denk ook aan de toestanden in de tijd van Daens.
Hetzelfde fenomeen van samenvallen van economische factoren met groeiend ethisch inzicht, vind je bijvoorbeeld bij de opkomst van het feminisme na de tweede wereldoorlog.
Ja, het kan toch niet zijn dat een vrouw volledig afhankelijk is van het inkomen van de man in een systeem waarin enkel mannen werken. (Vertel dat ook maar aan onze moslimvrienden.) Dat is een vorm van onvrijheid. Het maakt, bijvoorbeeld, een echtscheiding in feite onmogelijk: die vrouw vertrekt met niets, en vermits vrouwen niet werken, kan ze ook niet voorzien in haar levensonderhoud. Nogal wat vrouwen hebben daardoor een huwelijk volgehouden dat eigenlijk een hel was. Dat is een van de ideeën van het feminisme: het recht op werk voor de vrouw. Ja, dat is ethische vooruitgang. Maar is het toeval dat dit idee opkomt, juist in een tijd, na de tweede wereldoorlog, dat de economie kampte met een groot tekort aan arbeidskrachten ? Enkel de mannen konden onmogelijk aan de vraag naar werkmensen voldoen. En dus moesten ook de vrouwen ingeschakeld worden. En dan ontstaat de perversie. Vermits het werk van de vrouw economische noodzaak is, verwordt de nieuwe vrijheid van de vrouw tot dwang: vrouwen moéten werken. Neen, dat wordt niet vastgelegd in een wet, maar iedereen weet dat een gezin met één normaal inkomen, eigenlijk niet rond komt.
Hetzelfde verband kan je leggen tussen het ethisch inzicht dat aan de grond ligt van onze sociale zekerheid, en die economische toestand na de tweede wereldoorlog.
Het proces van groeiend ethisch inzicht is dus niet zo simpel.
Ongeveer een maand geleden had ik het in mijn bedenksel op zondag over het geweten. Als mens en als christen sta ik voor de opgave om te werken aan de vorming van mijn geweten. Ik moet gevoeliger worden voor de kansen om goed te doen, en voor het leed dat ik mensen kan aandoen, soms zelfs zonder het zelf te beseffen. Als ik me daarbij laat inspireren door de figuur van Jezus, ontwijk ik de verbinding van mijn ethische groei met economische toestanden. Mijn ethisch inzicht is niet meer afhankelijk van veranderingen in de economie. Ik wil de afschaffing van de slavernij of het feminisme natuurlijk niet afdoen als waardeloos, integendeel, maar ethische vooruitgang die niét voortkomt uit zorg voor de centen, staat toch op een hoger niveau. Het is ook die vrijheid tegenover de economische factor die me er toe brengt om het kapitalisme te verwerpen, want op dit ogenblik is er geen enkele economische reden op het kapitalisme te vervangen.
Tenslotte nog dit: in tijden van economische noodzaak voor een nieuwe ethiek, wordt de nieuwe ethische boodschap dan ook massaal door de media verspreid. Dat maakt me wantrouwig als de media massaal een nieuwe ethiek beginnen te propageren. Dat doen ze dan zonder de link te leggen met de economische oorsprong. De nieuwe ethiek wordt voorgesteld als een groei in menselijk inzicht. Maar ik moet me dan de vraag stellen welke economische factoren aan de grondslag liggen, en of het nieuwe ethische inzicht wel zo onbaatzuchtig is ? En als het niet zo onbaatzuchtig is, moet ik er in de praktijk voorzichtig mee omspringen, ook als ik het principieel aanvaard. Dat is ook tegenwoordig van toepassing, bijvoorbeeld bij de klimaatproblematiek en de migratie, ethische problemen, maar die je gemakkelijk in verband kan brengen met economische noodzaak.