Over Samaritanen en Afghanen

Ignis

Bénédicte Bosmans

Migranten in niemandsland: is dit de EU die wij willen?

Duizenden vluchtelingen zitten vast in een niemandsland aan de grenzen van Wit-Rusland. Bénédicte kan nauwelijks geloven hoe de betrokken partijen omgaan met deze mensen. “Ze worden door iedereen ont-menselijkt.

Een Jood werd onderweg overvallen en half dood achtergelaten. Een volksgenoot, priester, kwam voorbij, zag hem liggen, trok zijn neus op en haastte zich verder om in zijn tempel Gods lof te zingen. Ook een andere volksgenoot, een hooggeplaatste rechter, vond het beneden zijn waardigheid om zich om de ongelukkige te bekommeren.

Toen kwam er een Samaritaan, een vreemde van een minderwaardig volk. Hij verzorgde de arme Jood en bracht hem naar een ziekenhuis.

Jezus vertelt het verhaal als antwoord op een vraag van een vooraanstaande Joodse medeburger: “Wie is mijn naaste ?”

Maar Hij eindigt het verhaal met een wedervraag die de zaken omkeert: “Wie is de naaste van de man die overvallen werd ?

In de oorspronkelijke vraag gaat het om mij en om de vraag voor wie ik goed moet zijn.

Bij Jezus gaat het om de andere en om de vraag wie voor die andere goed moet zijn.

Of nog: goed zijn vertrekt niet van goedheid in mij, die me ook het recht geeft om te beslissen voor wie ik goed wil zijn. Goed zijn vertrekt van de andere – wie hij ook is – en alleen al het feit dat hij in nood is, roept mij op om goed te zijn.

De beweging wordt omgekeerd. Het gaat er niet om wie mijn naaste is, maar wel voor wie ik naaste wil/moet zijn.

Zijn de vluchtelingen aan onze grenzen mijn naasten ?

Of: word ik de naaste van die vluchtelingen ?

Het verschil lijkt onbeduidend, maar is dat niet. 

Wat als die vluchtelingen voor mij een bedreiging zijn ? Zijn ze dan nog mijn naasten ? 

Voor Jezus speelt de vraag geen rol: Hij ziet een mens in nood en geeft me de opdracht om de naaste te worden van die mens. Ik moet naar hem toegaan, hem nabij komen, niet enkel als hulpverlenend, maar gewoon als mens, en van daaruit tot hulpverlening komen.

Het woord opdracht kan verwarrend werken en doen denken aan dwang. In de context van de liefde die de essentie is van het evangelie, gaat het wel om een moeten, maar is iedereen nog altijd vrij om te doen wat moet. Daarom spreek ik liever over oproep en roeping: ik wordt opgeroepen om…

Zijn de vluchtelingen aan de grenzen van Europa een bedreiging ?

Ik word kwaad als ik zogenaamde linksen in alle toonaarden hoor zeggen dat we die mensen moeten helpen omdat ze voor ons géén bedreiging zijn. Dat zijn ze wél.

En ik word nog kwader als ik rechtsen hoor zeggen dat die mensen een bedreiging zijn, en we ze dus niét moeten helpen.

Als christen maakt het me niet uit wat die mensen zijn. Zijn het vreemden of eigen volk, goede of slechte mensen, een bedreiging of niet… het zijn mensen in nood en dus word ik opgeroepen om hen nabij te komen, en als ik dicht bij hen sta, kan ik toch niet meer anders dan hen helpen ?

Jullie kennen mijn standpunt over migratie: de Europese grenzen moeten dicht, de immigratie moet beperkt en gecontroleerd zijn. Ik wil zelfs mee marcheren met de rechtsen die stellen dat de conferentie van Genève over de rechten van vluchtelingen (in de enge betekenis van het woord) moet herbekeken worden. De omstandigheden van de vluchtelingen waar het in die conferentie om ging zijn anders dan die van nu.

De voornaamste reden voor dat standpunt is de overtuiging dat een massale immigratie de samenleving uit mekaar doet vallen. 

Daarbij is het ook zeker dat mét massale immigratie over enkele tientallen jaren de welstand ook bij ons deplorabel zal zijn, zodat die immigranten van de regen in de regen zijn gesukkeld. Waarschijnlijk zal die welstand zelfs zonder die migratie sterk achteruit gaan.

Tenslotte is de migratie ook een slechte zaak voor de landen van waaruit die mensen vertrekken.

Maar daar moet ik hier niet op in gaan. Waar het hier wél over gaat: ook al kunnen we de mensen aan onze grenzen niet “binnen laten”, we kunnen ze ook niet in de steek laten.

Het is hier niet aan mij om in detail plannen te ontwerpen over de manier waarop we het probleem moeten of kunnen aanpakken, maar één ding is zeker: op een of andere manier moeten we er in slagen om voor die mensen een menswaardige opvang te organiseren.

Daarbij lijken twee sporen duidelijk: Europa moet veel meer officieel geld ter beschikking stellen. Dat is dan belastinggeld en een vorm van verplichte liefdadigheid. Op zich niets op tegen.

Maar ook christenen en andere goedwillenden moeten zich veel meer organiseren om hulpacties op poten te zetten. Al jaren weiger ik om nog maar één cent te besteden aan zogenaamde ontwikkelingshulp wegens weggesmeten in bodemloze putten. Maar concrete en acute noden zijn iets anders: een brood voor iemand die honger lijdt, is nooit weggesmeten.

Neen, ik kan wereldproblemen niet oplossen. Ik heb geen vat op de geopolitiek van onze democratisch verkozen misdadigers die de planeet om zeep helpen.

Maar het is niet omdat ik de wereld niet kan verbeteren, dat ik kansen moet laten liggen om mensen te “verbeteren”.

Wat doe ik als een mens in nood mij vraagt: wil jij mijn naaste zijn ?

Vraag ik hem dan of hij wel Vlaming is ? Of hij wel altijd hard genoeg gewerkt heeft ? Of hij nog nooit gestolen heeft… ?

Vraag ik hem of hij mij ook wel zou helpen als ik in nood ben ?

Of vraag ik hem: mag ik jouw naaste zijn ?

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *