Hij sloeg nu zijn ogen op, keek zijn leerlingen aan en sprak:
„Zalig gij die arm zijt, want aan u behoort het Rijk Gods.
Zalig die nu honger lijdt, want gij zult verzadigd worden.
Zalig die nu weent, want gij zult lachen.
Zalig zijt gij wanneer zij u uitstoten en u beschimpen
en uw naam uit de samenleving bannen als iets verfoeilijks.
Als die dag komt, springt dan op van blijdschap,
want groot is uw loon in de hemel.
Op dezelfde manier behandelden hun voorvaders de profeten.
Maar wee u, rijken, want wat u vertroost hebt ge al ontvangen.
Wee u, die nu verzadigd zijt, want ge zult honger lijden.
Wee u, die nu lacht, want ge zult klagen en wenen.
Wee u, wanneer alle mensen met lof over u spreken,
want hun voorvaderen deden hetzelfde met de valse profeten.
Pastoors zijn het ergste ras dat God op deze wereld toelaat. Ik ben voor het celibaat, want daarmee sterft dat ras sneller uit. Als pastoors deze tekst bespreken, hebben ze de onweerstaanbare neiging om de sociale kant er van te verdoezelen. Het gaat dan niet meer over de armen op zich, maar over de “armen van geest”. En dat zijn dan de eenvoudige mensen, de mensen zonder pretenties, de mensen die niet op zichzelf vertrouwen, maar op God. Op zich is dat is mooi, maar wie de sociale dimensie van de evangelies probeert te verdoezelen, is een liberale leugenaar.
Nog veel erger natuurlijk zijn de pastoors die wél de sociale kant zien, maar zich fixeren op dat zinnetje “want groot is uw loon in de hemel”. Dat zou dan betekenen dat de armen hun armoede in deze wereld lijdzaam moeten verdragen, en zeker niet in opstand mogen komen, want de oplossing ligt niet hier, maar in de hemel. Ik ben geen racist – maar – die gasten zouden moeten veroordeeld worden tot eeuwenlange opsluiting in de cel van Marx.
Nu is het niet zo simpel. Jezus richt zijn boodschap hier uitdrukkelijk tot zijn leerlingen, de mensen die Hem volgden. En Hij stelt zijn boodschap in een oud-testamentische context: de profeten, zij die uit naam van God spraken, zijn bij de Joden altijd vervolgd geweest. Wie Jezus, de profeet, wil volgen, moet dus bereid zijn om vervolging, armoede, honger en dorst te trotseren. Hij moet consequent zijn. En de kant van Jezus kiezen kan dus onaangename gevolgen hebben. Daarom kan je in deze tekst niet zo maar een oproep lezen om iets te doen aan de armoede in de wereld.
En toch zit er iets diepers en revolutionairs in deze tekst. Dit komt tot uiting in de “wee”woorden: Wee u, rijken… Waar het over de armen gaat, gaat het over hun vrijwillige relatie met Jezus. Er zijn armen die arm zijn als consequentie van hun keuze voor Jezus. Maar er zijn ook armen die niet voor Jezus kiezen. Als het over de rijken gaat, valt dit aspect weg: “wee u, rijke”, want gij hebt zeker niét de kant van God gekozen. Er zijn geen rijken die de kant van God hebben gekozen. In het evangelie is er één rijke die Jezus bij zich uitnodigt om zijn boodschap te aanhoren. Slechts één, en hij ontvangt Jezus in het geheim, want de andere rijken mogen dit zeker niet weten. Deze tekst is dus geen directe en uitdrukkelijke oproep om iets te doen aan de armoede in de wereld. Die oproep is er wél uitdrukkelijk in andere teksten. Maar naast de oproep om de kant van Jezus te kiezen en daarvan de gevolgen te dragen, is er dus wel een ongenuanceerde aanklacht tegen de rijken. Want er zijn geen rijken die de kant van God hebben gekozen.
Waarom die aanklacht ? En wat heeft die te doen in de context van het hele verhaal ?
Als je een evangelietekst leest moet je niet afvragen wat leert die tekst me over goed of slecht zijn ? Het evangelie brengt geen moralistische regeltjes over goed en kwaad, maar een blijde boodschap. En die boodschap gaat over God. Daarom moet je je altijd afvragen: wat zegt deze tekst over God, en over zijn relatie met de mensen ? Tot nu toe in deze bespreking heb ik het eigenlijk enkel over de mensen gehad. Het thema “rijken”, brengt me bij God. Want die rijken waren ervan overtuigd dat God aan hun kant stond. Ze leefden voorbeeldig, volgden strikt de voorschriften, en dachten daarmee Gods steun te verdienen, die hen dan al in dit leven in de vorm van rijkdom toekwam. Ze beleefden het godsbeeld van de rechtvaardige God. Eigenlijk de grondvisie van de Calvinisten, verraders van de christelijke boodschap. De armen waren dan arm omdat ze zondigden, vloekten, naar de hoeren gingen… Armoede was een straf van God. Jezus wil duidelijk maken dat rijkdom géén beloning is van God, en God niét bestraft met armoede. Dat is cruciaal, want als armoede een straf van God is, màg je er zelfs niet tegen in opstand komen. De boodschap van Jezus over God bevrijdt de armen: neen, armoede is niét Gods wil. En dus mogen we er wél tegen in opstand komen. En als je Jezus dan hoort zeggen: wee u, rijken, kan je niet anders besluiten dan dat we tegen de rijken, en dus ook tegen de armoede in opstand moéten komen. Neen, God is géén rechtvaardige God, maar Liefde. Dit is de kernboodschap van het evangelie.
En wat dan met de liefde voor de rijken ? Welnu, deze evangelietekst geeft het antwoord: ze hebben er voor gekozen om zichzelf te beminnen. Of God ze toch nog liefheeft, weet ik niet. Als ik de “wee”woorden lees, twijfel ik daar aan. Maar God is natuurlijk oneindig, en zijn liefde is oneindig, dus het zou kunnen. Maar in ieder geval moet je van mij niet verwachten dat ik de rijken lief heb, want ik ben niét oneindig. Ik ben God niet.
PS Als ik een woord als “God” gebruik, gebruik ik mythologische taal. Dat is een andere taal dan de filosofische, of de gewone gebruikstaal. Het zou me te ver leiden om daar hier dieper op in te gaan. Maar a.u.b. als je het woord God hoort, denk dan niet aan iets, ergens. God is niets, nergens. Maar Hij is wel. Dat is waarschijnlijk voor de meesten onder jullie, religieuze analfabeten, niet dadelijk begrijpelijk. Misschien leg ik je dat nog wel eens ergens uit. Als jullie braaf zijn en mijn liefde verdienen.