Bange Joodse mannen
JOHANNES 20,19-31
Meister der Reichenauer Schule
Er is iets raars in al die verhalen over Jezus die “verschijnt”. Maria Magdalena, de bange apostelen, Tomas, de verschijning bij het meer van Tiberias, de Emmaüsgangers… in al deze verhalen herkennen ze Jezus niet. Hoe kan dat ? Hoe kan het dat ze iemand die ze jaren gevolgd hebben niet herkennen ? Wel, het kan gewoonweg niet. En toch wordt dit vijf maal herhaald. Dus wat wil de verhaler dan eigenlijk zeggen ? Het kan niet gaan om een fysisch gegeven. Waar gaat het dan wel over ?
Ik plaats nu dit niet-herkennen in de meer algemene context van de verhalen, en dan zie je dat de apostelen Jezus na de kruisdood met nieuwe ogen zijn gaan zien. Ze beseffen dat ze hem niet echt gekend hebben; dat ze zijn optreden niet juist hebben geïnterpreteerd. Pas nu kennen ze Jezus echt.
Het wordt enkele malen uitdrukkelijk gezegd in de evangelies: Jezus werd gezien als de Messias, de verlosser. En die verlossing was concreet: hij zou de Joden verlossen van de Romeinen en een eigen koninkrijk stichten. Ik heb het in mijn bezinning van palmzondag over de ezel gehad waarop Jezus zat bij zijn “blijde intrede” in Jeruzalem. En dat die intrede verwees naar een koning in het Oude Testament die het Joodse volk verloste van de onderdrukker. Dat was geen beeldspraak. Het ging over fysieke onderdrukking. Voor de gelovige Jood die deze teksten kende, was het dan ook duidelijk: Jezus kwam binnen als een (weliswaar zachtmoedige) koning die hen zou verlossen van de Romeinen.
Dat was de Jezus die de apostelen kenden, en gevolgd waren. Op een bepaald ogenblik hebben ze zelfs ruzie gemaakt over de postjes als Jezus zijn koninkrijk zou gesticht hebben. Maar na zijn kruisdood schoot daar natuurlijk niets van over. Toch geloofden ze nog in hem, en dus moesten ze op zoek naar een “andere” Jezus.
De teksten waar we het nu over hebben hebben allemaal de zending als thema: Jezus zendt hen uit over de wereld, niet om een fysisch koninkrijk te stichten, maar een koninkrijk van liefde.
Of nog: als Jezus als verrezene “verschijnt”, is het als iemand die zendt. In de zending, en aanvaarding van de zendingsopdracht ligt de verrijzenis van Jezus. In mijn bezinning voor paaszondag heb ik gezegd dat ik zelf verrijs als ik de liefde laat prevaleren over het kwaad. Nu kan ik het zo stellen: ik verrijs als ik de liefdeszending van Jezus beleef. Het komt op hetzelfde neer.
Ik kan het nog anders zeggen: als ik de zendingsopdracht ernstig neem, doe ik Jezus verrijzen, en verrijs ik mee met hem.
Eigenlijk is dat het enige wat historisch vaststaat: na de kruisdood van Jezus zaten de apostelen in zak en as. Dan is er iets gebeurd wat hen heeft doen opstaan en de wereld intrekken om de liefdesboodschap te verkondigen.
Jacobus is tot in Compostella geraakt. Van Tomas wordt verteld dat hij in India gepredikt heeft. Die gasten hebben de opdracht nogal letterlijk genomen.
Als iemand sterft worden er verhalen uit zijn leven opgehaald. De verteller heeft een beeld van de overledene, en dat beeld kleurt zijn verhalen. Van de overledenen niets dan goeds ! Na de kruisdood van Jezus hebben de apostelen de ware betekenis van het optreden van Jezus beseft. Ze hebben zich een nieuw beeld van hem gevormd. En dat nieuwe beeld heeft hun verhalen over het leven van Jezus gekleurd. Dat zijn de evangelies: het zijn verhalen die getuigen van een overtuiging. De enige belangrijke vraag die zich dan stelt is: ga ik mee in die overtuiging ?