Arm schaap !
Johannes 10,27-30.
In die tijd zei Jezus tot zijn leerlingen: ‘Mijn schapen luisteren naar mijn stem en Ik ken ze en zij volgen Mij.
Ik geef hun eeuwig leven; zij zullen in eeuwigheid niet verloren gaan en niemand zal ze van Mij wegroven.
Mijn Vader immers, die ze Mij gegeven heeft, is groter dan allen; en niemand kan iets uit de hand van mijn Vader roven.
Ik en de Vader, Wij zijn één.’
Ik heb dit altijd een moeilijke tekst gevonden. Tegen een brave katholiek heb ik ooit gezegd: nu weet je wat je bent: een arm schaap… Die mens was daar niet blij mee. Maar als ik zo iets zeg, lees ik de tekst met de ogen van een mens van nu, en met een opvatting over een schaap zoals we dat nu zien ronddrentelen, tot iemand het met zijn kont naar ons gekeerd de strot open snijdt.
Voor de Joden waren schapen rijkdom. Het dier gaf hen zowat alles wat ze nodig hadden: vlees, melk, wol voor kleding… Hoe meer schapen iemand had, hoe rijker hij was. Voor de eigenaar van de kudde was het dan ook van groot belang dat hij een goede herder had, iemand op wie hij honderd procent kon vertrouwen, en die bereid was om zijn leven te geven voor zijn schapen. En plots ben ik geen arm schaap meer, maar iets/iemand die belangrijk is voor God, de Vader, de eigenaar van de kudde. Het is een rare gedachte: hoe kan een mens belangrijk zijn voor God ? Hoe kunnen mensen Gods rijkdom zijn ? Eigenlijk komt het antwoord op alle vragen tenslotte op hetzelfde neer: God is Liefde.
Als we het beeld van de herder voor ogen houden, moeten we beseffen dat ons beeld van de herder die, door honden geholpen, de schapen voor zich uitdrijft, niet klopt met dat van de herder in de tijd van Jezus. ’s Avonds kwamen de verschillende kudden samen in een omheinde ruimte om ze te beschermen tegen wolven. De schapen van verschillende herders liepen daar dus door mekaar. ‘s Morgens kwamen de herders en riepen hun schapen. Die herkenden de stem van hun herder. Die liep dan voorop en de schapen volgden hem. In de mate dat schapen kunnen denken, dachten die schapen dat ze hun herder konden vertrouwen en dat hij hen naar grazige weiden zou leiden.
Nu moet ik natuurlijk niet gelijk een arm schaap Jezus achterna lopen. Als bewust levende mens stel ik mezelf de vraag: waarvoor wil ik leven, wat wil ik mijn leven laten bepalen, wat mag al het andere overstijgen in mijn leven ? Kortom wie of wat is God voor mij ? Op die vraag geven mensen verschillende antwoorden die je kan samenvatten in: genot, macht, aanzien… En dikwijls een combinatie er van. Wie zowel voor genot als voor macht leeft, zit dus in het polytheïsme. Hij leeft voor méér dan één God. Of liever: genot, macht, aanzien, gaan over mezelf. Wie daar voor leeft, leeft voor zichzelf, en maakt zichzelf tot God. Maar als ik naar mijn plaats in de kosmos kijk, vind ik het moeilijk om mezelf tot de Allerhoogste uit te roepen. Maar is er dan iets dat al het andere, ook mij overstijgt ? Op die vraag kan ik enkel antwoorden als ik weet wat dat dan wel zou kunnen zijn. Vele mensen verliezen zichzelf in oppervlakkigheid en zijn tevreden met genot, macht, aanzien. Maar misschien is er toch iets waarin ik echt mezelf kan worden ? Ik ga te rade bij wijze mannen… Boeddha, Mohammed… En dat is mijn geloof: ik geloof dat het rijkste antwoord dat van Jezus is: God is Liefde. Dat is de betekenis van het op zich belachelijke beeld van een schaap dat een herder achternaloopt.
Er is nog iets opmerkelijks in het verhaal. God, de Vader, is de eigenaar van de kudde. Jezus, zijn zoon, is de herder. Nu waren herders in die tijd wel enorm belangrijk voor de eigenaars. Maar het waren toch maar dienaars, zowat het laagste wat denkbaar was. Herders vormden een klasse apart. Het was een wereld van enkel mannen… Ik ben een seksmaniak, en probeer me daar dus iets bij voor te stellen… Voor herders was het zelfs verboden om binnen de stadsmuren te komen. Jezus is geboren in een grot, buiten de muren, en de eersten die hem kwamen bezoeken waren het laagste van het laagste. Homo’s en schapenneukers… Let op: ik heb niets tegen homo’s en schapenneukers. Maar in die tijd dachten ze daar anders over.
Nu denk ik niet dat Johannes de bedoeling heeft om Jezus voor te stellen als een schapenneuker. Maar hij hoort zeker niet tot het rijk volk, tot de machthebbers. Integendeel: hij is mens en hoort bij de mensen die het niet
waard zijn om bemind te worden. En toch zegt God, de Vader: dit is mijn Zoon die ik liefheb. En dàt is de goddelijke liefde: de agapè: de liefde voor de lelijke, de arme, de waardeloze, de zondaar, de zieke, de gehandicapte… kortom het is de onvoorwaardelijke liefde die in een andere tekst culmineert in de liefde voor de vijand.
En ja, dat is voor mij het mooiste en meest waardevolle antwoord op de vraag naar de zin van mijn leven. Voor mij is het antwoord van Jezus waardevoller dan dat van Boeddha of Mohammed… En juist omdat die liefde onvoorwaardelijk is, mag ik toegeven dat ik de beleving van die liefde eigenlijk niet aankan. Maar het besef van mijn zwakheid is dan geen reden om niet te blijven geloven.
PS Ik ga voortdurend over van mythologische taal naar filosofische taal en terug. Als ik het over een handelende God en Jezus heb, zit ik in de mythologische sfeer: de sfeer van een verhaal waarbij het verhaal als gebeuren niet belangrijk is, maar wel de boodschap die er in vervat ligt. Het nadeel van het verhaal als boodschap ligt in het feit dat ze niet in klare taal wordt meegegeven, maar voor interpretatie vatbaar is. Maar je kan dit in Cruyfiaans denken ook als een voordeel zien. Als je binnen de geest van het verhaal blijft (je kan er niet om het even wat uit halen), is een zekere vrijheid in de interpretatie een verrijking die altijd nieuwere en diepere inzichten mogelijk maakt. Vergelijk het met mooie muziek.