Religie en staat. Het jodendom.
Toen ik het had over het ontstaan van de godsdienst, heb ik al aangegeven dat het geloof in de goden al heel snel is gebruikt om mensen aan te zetten tot houdingen, manieren van leven… die bevorderlijk waren voor de samenleving, de groep, de stam. En voor de leiding van de samenleving. Als een leider zichzelf kan voorstellen als de verpersoonlijking van de wil van God, wordt het gemakkelijker om de mensen zijn wil op te leggen.
Soms ontaardt dat in een leider die niet enkel spreekt, in naam van god, maar zelf god is. De oude Egyptenaren zaten op dat spoor.
In het Jodendom vinden we deze theocratie al heel vlug terug. God is verbonden met zijn volk. Hij leidt het naar Egypte, weer weg uit Egypte naar het beloofde land… enz. God is de eigenlijke leider van het volk. Dit is essentieel in het Jodendom. Het Jodendom is per se theocratisch. Op een bepaald ogenblik zijn de Joden dan over de hele wereld verspreid geraakt – de diaspora – maar de hoop op de komst van de Messias die hen terug gaat brengen naar het Beloofde Land is essentieel en altijd gebleven. Na de tweede wereldoorlog hebben de Verenigde Naties het nuttig gevonden om de Messias, alhoewel nog niet opgedaagd, toch een handje te helpen, en Palestina afgepakt van de Palestijnen en aan een bende racistische zionisten gegeven.
Het Jodendom is in essentie een nationalistische theocratie. Jahweh is er eeuwen lang niet in geslaagd om dat ideaal van een eigen racistisch Joodse staat te verwezenlijken, maar nu dus wel. Natuurlijk heeft Israël een parlementaire democratie en hebben de orthodoxe Joden niet alle macht, en kan men in strikte zin Israël misschien geen theocratie noemen. Maar in essentie voert de Israëlische regering de politiek uit die door Jahweh is uitgestippeld: de creatie van een beloofde land voor de Joden.
Volgende week: Religie en staat. De islam