De Wereld Morgen
De toekomst van deeleconomie in Limburg: overheid moet investeren in sensibilisering en regelgeving
Laat me al maar dadelijk zeggen dat ik honderd procent achter deeleconomie sta. Ze past perfect in de samenleving die ik schets in mijn boek Eutopia, een poging om op zoek te gaan naar een alternatief voor het kapitalisme.
Toch heb ik bedenkingen bij de teneur van dit artikel omdat het de deeleconomie probeert in te passen in de kapitalistische economie. Links moet zich verenigen om van de deeleconomie een speerpunt te maken in de strijd tegen het kapitalisme. Deeleconomie is geen doel op zich, maar een middel om op een meer verantwoorde wijze aan economie te doen en ze kan, mits goed uitgebouwd, aan mensen leren dat er een andere vorm van economie mogelijk is dan de kapitalistische.
In dit artikel wordt gepleit voor regelgeving rond deeleconomie. Uiteraard zal er regelgeving nodig zijn. Maar niet de regelgeving die we gewoon zijn en die er in bestaat om nadelen en mistoestanden op te lossen. We moeten naar een regelgeving die niet achter de feiten aanholt, maar richting geeft.
Eerst en vooral moet verplicht worden dat elk initiatief tot deeleconomische activiteit de structuur krijgt van een coöperatieve.
Daarbij moet benadrukt worden dat er nooit naar winst mag gestreefd worden. Laat me hierbij opmerken dat winst voor mij niet ligt in een verschil tussen maakprijs en verkoopprijs. Dat verschil kàn winst zijn, maar is het niet noodzakelijk. Als het (positieve) verschil tussen maak- en verkoopprijs gebruikt wordt om de kwaliteit te verbeteren, de productie efficiënter te maken en te vernieuwen (ik ben daar grote voorstander van), noem ik dat geen winst. Er is pas winst als het verschil tussen maak- en verkoopprijs niet terug in de onderneming wordt gestoken, maar uitgekeerd aan “aandeelhouders” of eigenaars. Die winst moet dus uitgesloten zijn.
De coöperatieve moet een democratie zijn. Dat betekent dat, onafgezien van de inleg, iedere deelnemer één stem heeft.
Maar een democratie is niet enkel een formele aangelegenheid. Aan de basis van een echte democratie ligt een gemeenschap. Een gemeenschap kan enkel kleinschalig zijn. Een gemeenschap veronderstelt in haar uiterste consequentie dat de leden mekaar kennen, of op zijn minst mekaar ontmoeten.
Uiteraard kunnen er binnen een democratische vergadering meningsverschillen zijn. Maar meningsverschillen mogen niet leiden naar een machtsstrijd, maar naar dialoog. Op het ogenblik dat mensen met dezelfde mening in de vergadering zich gaan organiseren om hun mening door te drukken, stopt de democratie. Een democratie met politieke partijen is geen democratie. Ook hier weer speelt de kleinschaligheid een rol.
Uiteraard zal er voor een aantal activiteiten van een coöperatieve een schaalgrootte nodig zijn die die van de kleinschaligheid overschrijdt. Dat mag niet leiden tot uitbreiding van de coöperatieve, maar wel tot samenwerking tussen verschillende coöperatieven.
Een echte coöperatie verdraagt niet dat de leden gewoon klanten of gebruikers zijn. De leden moeten dus een bepaalde vorm van engagement opbrengen.
Als je het voorgaande overdenkt, merk je dat een en ander in elkaar schuift en mekaar versterkt.
Buiten de verplichting om de structuur van een coöperatieve zoals hierboven beschreven, aan te nemen, moet de overheid zich niet moeien met de coöperatieven. Andere regelgeving is nergens voor nodig. Laat burgers binnen dit kader hun verantwoordelijkheid nemen.
Overigens is deze vorm van coöperatieve ook bijzonder geschikt, niet enkel voor economische initiatieven, maar ook voor de organisatie van solidariteit, zoals een ziekenkas, een werklozenkas, een pensioenkas.
Ook hierbij moeten we als linkse mensen toch eens buiten de gebaande paadjes durven lopen en ons afvragen of het wel de taak is van de overheid om solidariteit te organiseren zoals gebeurt in onze sociale zekerheid. Ons huidig systeem heeft van de burgers klanten gemaakt die beroep doen op hun rechten, waarbij nogal wat mensen niet eens meer beseffen dat ze ook bijdragen aan de kassen, of dat zeker niet meer vrijwillig doen, doch enkel omdat het verplicht is. Daardoor wordt de geest van solidariteit ondergraven. Je krijgt dan mensen die voor een sociale politiek zijn, maar niet meer beseffen wat sociaal zijn eigenlijk is. Het is een verraad van het linkse denken.
Als links er dan nog in slaagt om te komen tot een ernstig basisinkomen dat voor iedereen een fatsoenlijke levensstandaard waarborgt, zet het een grote stap vooruit naar een alternatief voor het kapitalisme.
Dat basisinkomen moet niet worden gezien als solidariteit, maar gewoon als de effectieve implementatie van de mensenrechten. Je kan het zien als een aanvulling bij de taak van de staat om de veiligheid van de burgers te garanderen.
De laatste stap is dan de uitbreiding van de deeleconomie naar echte productie. De aankoop, en installatie van zonnepanelen of windmolens wordt nu al door coöperatieven georganiseerd. Waarom ook niet de productie van zonnepanelen of windmolens ?
Waarom kan er geen coöperatieve autoproductie opgezet worden ? Je zou dan een groep mensen krijgen die samen leggen om hun auto’s te produceren, of liever om de auto’s van de groep te produceren, want we blijven toch binnen de deeleconomie, niet waar ?
Is dit niet realistisch ? Inderdaad, binnen het kapitalistische systeem is dit ondenkbaar. Maar is het dat ook als je buiten de lijntjes van het kapitalisme durft kleuren, en alle elementen in een groter geheel inpast ?
Ja, het vraagt creatief en vernieuwend denken. Maar daarzonder is alle denken over een betere wereld een maat voor niets.
Je hebt natuurlijk mensen die vinden dat we niet over een betere wereld moeten nadenken. Voor mijn part weigeren we die het lidmaatschap van onze coöperatieven.