VRTNU
Burgereconomie: de derde pijler van een toekomstgerichte economie
Ik heb het eerder al gezegd: ik heb het wel voor die Dirk Holemans, ook al ben ik het niet helemaal met hem eens. De man is tenminste intellectueel eerlijk.
Met zijn pleidooi voor burgerinitiatieven heeft hij gelijk.
Maar op de eerste plaats wil ik toch wel doen opmerken dat hun aantrekkelijkheid sterk verbonden is met hun kleinschaligheid. Dat ze die kleinschaligheid behouden is niet altijd evident. Neem een interessant burgerinitiatief als New B: een bank opgericht door burgers met de structuur van een coöperatieve waarin de stem van iemand die één aandeel koopt even veel telt als die van iemand met honderd aandelen. Daarmee worden die mensen niet meer enkel aandeelhouder, maar ook leden van een vereniging. Lidmaatschap vraagt betrokkenheid. De initiatiefnemers en leiders van het New B project doen er dan ook alles aan om hun leden via informatie en vergaderingen te betrekken bij het beleid. Daarbij hebben ze ook oog voor kleinschaligheid en organiseren ook lokale fora die de zaak ruimtelijk korter bij de mensen brengt.
Dat is allemaal prima. Maar ondertussen telt New B 50.000 leden en meer dan 150 middenveldorganisaties. Aan de digitale algemene vergadering hebben 3000 leden deelgenomen. Die aantallen zijn natuurlijk nodig om voldoende schaalgrootte te bereiken. En toch loopt de bank daarmee het gevaar om geleidelijk aan te verworden tot een gewone bank, weliswaar met sterke ethische en milieubewuste principes.
Ook die lokale fora zijn niet voldoende. Echte kleinschaligheid en echt lidmaatschap veronderstellen dat mensen mekaar kennen. Als mensen eenmaal per jaar samenkomen voor een provinciale infovergadering en dan mekaar voor een jaar niet meer zien, heb je formeel misschien kleinschaligheid, maar ontbreekt de essentie van de kleinschaligheid.
Ik kan het anders zeggen: de organisatie richt zich teveel tot individuen. Dat maakt dat ze niettegenstaande alle goede wil eigenlijk liberaal blijft.
New B moet naar een veelheid van kleine plaatselijke “clubs” van mensen die geregeld samenkomen om het beleid van de bank in concrete voorstellen te bespreken. Bijvoorbeeld over de vraag of een bepaalde investering ethisch verantwoord is. Hoe deze inbreng dan structureel in beleidsbeslissingen wordt omgezet laat ik aan slimmeren over. Maar op die manier krijg je wel dat er naast individuele leden ook kleine gemeenschappen lid zijn. De middenveldorganisaties zijn veel te grootschalig om die rol te kunnen vervullen.
Ik bespreek deze New B zo uitvoerig omdat het voorbeeld duidelijk maakt wat ik belangrijk vind in de burgerinitiatieven.
Een fundamentele kritiek op de burgerinitiatieven gaat niet over het principe zelf, maar wel op het elitaire karakter er van. Voor zover ik weet situeren ze zich vooral in de hogere middenklasse bij mensen met een hogere opleiding. Dat is misschien onvermijdelijk, maar toch: als de burgerinitiatieven niet ook de lagere middenklasse en zelfs de lagere klasse bereiken, is hun inbreng in het democratisch proces onvoldoende. Als er één klasse is die in een echte democratie moet gehoord worden is het de lagere klasse: de mensen zonder – of met een laag diploma en dito inkomen.
De burgerinitiatieven zijn niet enkel nodig voor de transitie. Ze dragen ook bij tot het bewustzijn bij de deelnemers dat ze moeten bijdragen tot de opbouw van de samenleving en dat hun inbreng in het democratisch proces belangrijk is. Dat bewustzijn maakt dat mensen weg groeien uit een hangmat-samenleving waarin de staat wordt gezien als de oplosser van alle problemen.
Ik heb het er eerder al over gehad: nogal wat mensen beseffen zelfs niet meer dat ze via belastingen solidariteit bewerkstelligen. Ze zien overal kassen waarop ze beroep kunnen doen en natuurlijk wéten ze wel dat die via belastingen worden gevuld, maar in hun geest is het verband met solidariteit afwezig. Dat verklaart ook waarom ze er zo op uit zijn om belastingen te ontwijken of te ontduiken. Een sociale samenleving waarin het begrip solidariteit voor een groot gedeelte van de bevolking enkel een formeel gegeven is, kàn geen echt sociale samenleving zijn.
Je kan mensen van een lagere klasse niet laten weg groeien uit hun situatie door enkel wat lekkers in hun opgestoken hand te gooien. Je moet die mensen ook uitdagen om de handen uit de mouwen te steken, niet enkel om hun persoonlijke situatie te verbeteren, maar ook om de samenleving te verbeteren, al was het maar door solidariteit onder mekaar. Dat is nodig om ze weg te halen uit een laag zelfbeeld. Een mens heeft het nodig om zich “nuttig” te voelen, niet enkel voor zichzelf, maar ook voor de samenleving. Utopie ? Waarom eigenlijk ?
Als dit echt utopie is, is het een teken dat er iets grondig mis is met onze samenleving waarin een massa mensen dan gedoemd zijn om hun leven te beperken tot overleven. Wie dit utopie vindt moet dan ook de volgende stap durven zetten en zich de vraag stellen: hoe ziet een betere samenleving er dan wel uit ? Mijn genie kent het antwoord: ik heb het neergeschreven in mijn verplicht te lezen boek Eutopia. In ieder geval zal het geen kapitalistische samenleving zijn.
Als het géén utopie is, brengt het Eutopia dichter bij omdat het het individualisme doorbreekt. De weg naar Eutopia is geplaveid met oneindig veel kleinschalige solidaire gemeenschappen die leren samenwerken om zo tot de nieuwe wereld te komen: een samenleving waarin het individu belangrijk is in zijn kleine gemeenschap, maar de grote samenleving niet wordt gevormd door een massa individuen, maar door gemeenschappen.
PS. Eutopia kan je op deze website gratis lezen en/of downloaden, ook in ebookformaat. Je vindt het onder de rubriek Publicaties.