Voor de overgrote meerderheid van de menselijke meute is kerstmis een feest van de commerce, overgoten met een sausje sentiment.
Ja, natuurlijk is het samen-zijn van familie belangrijk. Maar als we niet oppassen krijgen eten en drinken en cadeautjes de bovenhand en wordt de echte waarde een dun soepje.
Als ik over kerstmis begin krijg ik altijd te horen: dat geloof je zelf toch niet ? Dat is dan de vraag van mensen die nog enigszins geïnteresseerd zijn. De anderen beginnen over de fondue.
Is er een goede tweeduizend jaar geleden een kind geboren in een stal in Bethlehem ? Het lijkt niet waarschijnlijk. Zelfs toen werden kinderen niet in een stal geboren. Maar het zou natuurlijk kunnen. De moderne mens kan plannen zoveel hij wil, maar zelfs nu volgt de natuur de planning niet altijd. Dat er tweeduizend jaar geleden wel eens een kind geboren is op vreemde plaatsen zal dus wel voorgekomen zijn .
Alleen is die stal in dit verhaal niet zo maar een vreemde plaats. Hij is een plaats met betekenis.
En daarmee heb ik het dus al gezegd: dit is een verhaal.
Is Jezus in Bethlehem geboren ? Er is geen enkele reden om te geloven dat dit in werkelijkheid gebeurd is. Het verhaal is ontstaan een hele tijd na de dood van Jezus. Zijn volgelingen hadden de verrijzenis vastgeplakt aan zijn kruisdood en waren er van overtuigd dat hij de Messias was, de gezalfde, de leider die vrede zou brengen. Voor de Joden onder die volgelingen was de komst van die Messias voorspeld in het Oude Testament, en wel precies in Bethlehem. Ze geloofden echt dat hij de Messias was, en dus kon het niet anders of hij was geboren in Bethlehem. En zo begint dus het verhaal en dit verhaal is een mythe. Dat betekent dat het historisch waardeloos is. Zelfs als er historische elementen zouden zijn, zijn die van geen belang. Het gaat hem om de betekenis.
Neen, het kerstverhaal is niet waar gebeurd, maar het is wel een waar verhaal. Alvast voor mij, omdat ik geloof in de betekenis er van.
Neen, ik kan niet wéten of de betekenis waar is. Want typisch voor een mythe is dat het een verhaal is over goden. (Ik vereenvoudig even.)
Als je het woord god hoort, zou je eigenlijk dadelijk je denken binnen de mythe moeten situeren. Het is een vreselijke fout geweest van de christenen dat ze God hebben weggehaald uit zijn mythe en er een filosofisch object van hebben gemaakt. En nu ga ik zelf die fout maken. Ik kan niet anders omdat jullie me op dat spoor dwingen. Want altijd opnieuw word ik geconfronteerd met de vraag: bestaat god ?
Als je het bij god hebt over een wezen, ergens, nergens, overal, ooit, nooit of altijd kan niemand je vraag beantwoorden. De eerste maanreizigers zegden cynisch dat ze god in de ruimte niet waren tegengekomen. Dat was natuurlijk nogal hoogmoedig want de ruimte is echt wel wat ruimer dan dat kleine stukje tussen ons en de maan. Maar wat er ook van zij: er is geen enkel signaal dat er op zou wijzen dat er ergens in de ruimte een wezen zou ronddwalen dat wij god zouden kunnen noemen. Filosofisch zou je een redenering kunnen opbouwen met als besluit dat de schepping door iets of iemand moet geschapen zijn. Maar daar hebben we niets aan, want eigenlijk weten we zelfs niet wat die schepping eigenlijk is. De idee van een schepper past in een tijd dat de wereld voor de mens beperkt was tot zijn aarde.
De vraag naar het bestaan van god is een domme vraag, want er is geen antwoord op, al was het maar omdat we eigenlijk niet weten wie of wat god eigenlijk is. Als we dat zouden weten, zouden we zelf god zijn.
Vergeet dus die vraag. En toch durf ik beweren dat god bestaat. Want hij bestaat voor mij.
We moeten het onderscheid maken tussen de betekenis van het woord god en de inhoud van het woord.
God betekent: de allerhoogste, de allerbelangrijkste, dat of hij dat/die mij overstijgt; dat/die mijn leven bepaalt; dat/die waarvoor ik leef…
Welnu, we hebben allemaal iets/iemand of vele zaken waar we voor leven en die ons leven bepalen, of die we bewust ons leven laten bepalen. Die zaken vormen de inhoud van het woord god.
Als je naar de mensen rondom je kijkt, zie je dat mensen inderdaad ergens voor leven. Je kan dat terugbrengen tot de basis-ideeën: overleven, voortplanting, genot, aanzien, macht… Om het bij wijze van voorbeeld simpel te stellen: voor Hitler was macht zijn god.
Er zijn tegenwoordig nogal wat mensen die leven voor het genot: in arbeid beulen ze zich af met slechts één doel: geld te hebben voor genotervaringen in hun vrije tijd. Sex is er puur voor het genot en kinderen een last. Er zijn mensen die leven om te shoppen. Grootouders leven voor hun kleinkinderen.
Vele mensen hebben meerdere goden: zowel aanzien als genot als macht. Ze zitten in het veelgodendom. Zeg nu niet meer dat god niet bestaat. Er zijn minstens zoveel goden als er mensen zijn, want mensen maken hun god(en).
Als ik genot, aanzien, macht, overleven, voortplanting… mijn god laat zijn, maak ik in feite mezelf tot god. Tegelijkertijd is er dan niets meer dat me overstijgt en ben ik dus goddeloos. Waar haal ik de pretentie dat ik de hoogste ben ?
Een en ander gebeurt dikwijls onbewust. Maar ik denk dat mijn leven rijker is als ik bewust de vraag stel: wie of wat wil ik mijn god laten zijn ? Want de vraag is van levensbelang: het antwoord bepaalt mijn leven.
Iedereen doet met die vraag wat hij wil.
Voor het antwoord op die vraag laat ik me inspireren door die Jezus van Nazareth. Ik heb nergens een waardevoller antwoord gevonden.
Vraag me nu niet of Jezus echt van Nazareth was.
De kerstmythe zet me op het spoor naar het antwoord op die vraag. Maar dat is voer voor de trog van morgen.