Kerknet
Christelijk erfgoed in de taal
Ik heb altijd gedacht dat Mokum zelf een stad was in Nederland. Nu ik deze uitleg hoor over het woord, leg ik spontaan het verband met de Joodse wijk in Amsterdam, de Jordaan. Voor de analfabete heidenen onder jullie: de Jordaan is de rivier in Palestina waarin Jezus is gedoopt.
De verwijzing naar het verhaal van Abraham die zijn zoon wil offeren is interessant want het werpt een licht op het thema “offer”.
Ook nu nog wordt in de katholieke liturgie Jezus voorgesteld als een offer: Jezus, zoon van God, offert zichzelf op het kruis om zijn Vader gunstig te stemmen tegenover de zondige mens die niet leeft volgens zijn wil.
Je ziet hier duidelijk een verband met het verhaal van Abraham die bereid is zijn zoon te offeren. Op het laatste ogenblik houdt God Abraham tegen en offert deze in plaats van zijn zoon een lam.
Blijkbaar zijn Joodse volgelingen van Jezus door het verhaal van Abraham geïnspireerd om Jezus als offer te zien en zo ’n offertheologie te verzinnen. Alleen spijtig dat ze van Abraham-verhaal niets hadden begrepen.
Nu kan je hen dat natuurlijk niet verwijten, want ook nu nog lopen er massa’s mensen rond die denken dat ze door kaarsen te branden de goden gunstig kunnen stemmen.
Het offer hoort bij de meest primitieve vorm en het ontstaan van godsdienst.
Op het ogenblik dat de mens mens wordt, ontstaat bij hem ook het besef (je kan het omdraaien: als het besef ontstaat, ontstaat ook de mens) dat er krachten zijn waarop hij geen vat heeft. Hij personaliseert die en geeft ze de naam god. Hij gaat dan proberen om die goden gunstig te stemmen door er offers aan te brengen. Je vindt dit terug in alle godsdiensten en zelfs in de praktijk van het boeddhisme dat in strikte zin geen godsdienst is, is het brengen van offers massaal aanwezig. Het hoort gewoon bij de primitieve mens.
In onze tijd denken we van onszelf dat we ontwikkelde mensen zijn, maar dat primitieve komt bij veel mensen nog geregeld naar boven. Bij de enen al wat meer dan bij de anderen, maar als het er op aankomt zie je mensen van wie je het niet verwachtte en die zichzelf ongelovig noemen, toch nog bidden om het onheil af te weren.
In een bepaalde spiritualiteit wordt bij het verhaal van Abraham de nadruk gelegd op het diepe geloof van Abraham: zijn bereidheid om zijn oudste zoon (de oudste zoon is het meest dierbare dat een man kan hebben) te offeren getuigt van dat geloof. Wij zouden er dan een aansporing in moeten zien om ook tot dat geloof te komen. Dat God een lam aanvaardt in plaats van de zoon, zou dan het geloof moeten aanvaardbaar maken en versterken. In sommige oren klinkt het goed, maar het is natuurlijk dikke zever.
Domme atheïsten (er zijn er ook verstandige) gebruiken de tekst om gelovigen aan te vallen vanuit de redenering: jullie geloven in een god die mensenoffers wil. Hoe kan je geloven in zo ’n wrede God ? Dat god Abraham tegenhoudt is dan een uitzonderlijke gunst die niets verandert aan de regel.
Ondertussen kennen we de historisch-tekstkritische exegese. Daarin wordt gepoogd de verhalen in hun historische context te plaatsen.
Die exegese leert ons dat het verhaal van Abraham is ontstaan in een tijd dat mensenoffers nog algemeen waren, maar waarin tegelijkertijd ook een ethische elite tot het inzicht kwam dat mensenoffers onmogelijk “goed” konden zijn. We hebben hier een voorbeeld van voortschrijdend ethisch inzicht. Dat nieuwe ethische inzicht werd in een verhaal gegoten om het zo ingang te doen vinden bij de andere mensen.
Ethisch inzicht gaat vooruit met kleine stapjes. (Soms gaat het achteruit zoals bij de Duitsers nog niet zo lang geleden.)
Het kleine stapje hier is de vervanging van de zoon door een lam. Lammeren of schapen waren in die tijd voor die nomaden van levensbelang. De oudste zoon was het meest dierbare, maar het lam kwam bijna dadelijk daarna. Er waren zeker mannen die hun lammeren belangrijker vonden dan hun vrouwen. Het lam was dus niet zo ’n groot offer als de zoon, maar toch beduidend. Dat is de fase van evolutie waarin nogal wat moslims zijn blijven steken.
Daarna heeft het ethisch inzicht nog nieuwe vooruitgang gemaakt en werd, in deze tijd onder invloed van Gaia, ingezien dat ook het offeren van dieren niet Ok is.
Na de zoon, het lam (of andere dieren zoals duiven), kwam toen de kaars. Dat is de fase waarin het katholicisme is blijven steken. Ik weet niet in hoeverre de lobby van de kaarsenindustrie invloed heeft in het Vaticaan, maar natuurlijk: je kan er niet omheen dat los daarvan nogal wat mensen in dat soort godsdienst heil vinden. Er is vraag en dus aanbod.
De ultieme stap in ethische vooruitgang is dan natuurlijk het inzicht dat het offer op zich geen zin heeft.
Die stap ligt al vervat in de boodschap van Jezus met zijn verhaal van de Goede Vader die onvoorwaardelijk zijn zondige zoon terug opneemt, en die verwoord wordt door Johannes in zijn “God is liefde”, met daarbij de radicalisering van het begrip liefde tot de onvoorwaardelijke liefde, tot en met de liefde voor de vijand. In zo ’n liefde kan er van een offer als voorwaarde om bemind te worden geen sprake zijn.
In vele kerken bestaat het altaar nog uit een massieve steenblok die de offertafel verbeeldt. Deze altaren kunnen esthetisch waardevol zijn, maar ethisch zijn ze een verraad van de christelijke boodschap. Een altaar moet een tafel zijn waaraan mensen kunnen aanzitten voor een maaltijd. In de context van de eucharistieviering wordt dat dan het laatste avondmaal, een ontroerende gebeurtenis waarin Jezus afscheid neemt van zijn leerlingen.
Hiervan is niets meer terug te vinden in de katholieke liturgie. De katholieken verdienen niets anders dan dat hun kerken leeglopen.