Ontwikkelingssamenwerking. ( 1 )

MO*

Gie Goris

Wanneer komt er écht een einde aan koloniale machtsverhoudingen?

Ontwikkelingssamenwerking is dood. Leve de Internationale Solidariteit?

Iedereen lijkt af te willen van ontwikkelingssamenwerking. Het is immers de hoogste tijd om internationale solidariteit te dekoloniseren. Maar de begrippendiscussie spant de kar voor het paard, en dat is niet onschuldig, argumenteert MO*medewerker

Inleidende begrippen.

Gie Goris stelt dat nieuwe woorden op zich niets oplossen. Hij heeft gelijk. Een nieuwe term die mooier klinkt kan pure schoonspraak zijn, bedoeld om mensen af te brengen van nadenken over de zaak.

In belgië hebben we een ministerie van defensie terwijl het belgische leger sinds de val van de muur geen enkele defensieve opdracht heeft uitgevoerd, maar wel talloze offensieve opdrachten. George Orwell laat de grote leider in zijn boek 1985 nog verder gaan. Daar heet het: Ministerie van Vrede.

Anderzijds kan een nieuwe term ook aanzet zijn tot nadenken. 

Ik ondervind dat nogal wat mensen het onderscheid niet kennen tussen liefdadigheid en solidariteit. Toch is het van belang.

Zijn de vrijwilligers die hulp gaan bieden in Wallonië solidair ? Het feit dat ze vrijwilliger zijn duidt er al op dat het niet over solidariteit gaat, maar over liefdadigheid. Al dan niet vrijwillig is een kenmerkend verschil tussen beide. 

Liefdadigheid is altijd vrijwillig. Ik ben vrij om al dan niet te helpen en ik beslis zelf wie ik wil helpen en wie niet.

Solidariteit is een vorm van contract: we engageren ons om mekaar te steunen als iemand het nodig heeft. Als iemand in nood is, zijn de anderen verplicht van te helpen. Wederkerigheid is essentieel.

Maar natuurlijk: waarom zou ik zo ’n contract aangaan ? Wel, ik doe dat omdat ik me beschouw als behorend tot een gemeenschap. 

Dààr zit wel vrijwilligheid: niemand kan me verplichten om toe te treden tot een gemeenschap. Ik kan opgenomen zijn in een gemeenschap, bijvoorbeeld doordat mijn ouders er toe behoorden. Maar toch ben ik later dan weer vrij om er in te blijven of uit te treden. Die vrijheid houdt ook in dat ik zelfs kan beslissen om tot geen enkele gemeenschap toe te treden. 

Noteer hierbij dat de samenleving niet zomaar een gemeenschap is: bij een samenleving gaat  het gewoon om mensen die op eenzelfde grondgebied wonen, en dus wel met mekaar te maken hebben, maar daarom nog geen gemeenschap vormen. 

Je zou een wijk een samenleving kunnen noemen. Ik kan in die wijk wonen en niets te maken willen hebben met de andere bewoners. Die wijk is niet per se gemeenschap. Dat kan je toepassen op de staat.

Net zoals een wijk is een staat een samenleving, maar niet per definitie een gemeenschap.

Hier vind je fundamentele kritiek op het nationalisme: het nationalisme stelt de staat voor als een gemeenschap – een en ander mogelijks gerelateerd met het begrip volk. Het nationalisme probeert dan op alle mogelijke manieren de mensen er van te overtuigen dat ze tot die gemeenschap behoren. Daarvoor dienen dan volksliederen, -vlaggen, Olympische Spelen, nationale helden met standbeelden, gekleurde geschiedenisboeken in het onderwijs… Het is allemaal kunstmatig en eigenlijk manipulatie.

Een en ander heeft natuurlijk gevolgen: als solidariteit verbonden is met gemeenschap, en sociale zekerheid solidariteit is, is een sociale zekerheid enkel mogelijk in een (gelukte) nationalistische samenleving. Andersom: wie tegen het nationalisme is, kan niet pleiten voor solidariteit, georganiseerd door de staat, of voor een sociale zekerheid.

In die zin begrijp ik de houding van de Pvda als ze stelt dat ze omwille van solidariteit volledig meewerkt met de belgische nationalistische propaganda op dit ogenblik: het belgische nationalisme is nodig voor belgische solidariteit. 

Daarbij blijven er natuurlijk twee vragen: als echt linkse kan ik toch niet pleiten voor een solidariteit die gebouwd is op een kunstmatige opgelegde gemeenschap die dus geen echte gemeenschap en dus ook geen échte solidariteit kàn zijn. En nog erger: een solidariteit die gebonden is aan landsgrenzen.

Kijk naar de mensen: de overgrote meerderheid ziet onze sociale zekerheid niet als solidariteit. Als ze dat wel zouden zien, zouden ze geen belastingen ontduiken. De overgrote meerderheid van de mensen ziet de sociale zekerheid als een dienstverlening van de staat.

Toegegeven: zonder vakbondsstrijd zou er geen sociale zekerheid zijn. Maar onze sociale zekerheid is even goed een kapitalistisch project. Mijn slecht karakter denkt zelfs dat de sociale, aan landsgrenzen gebonden sociale zekerheid of solidariteit, door het kapitaal bedoeld is om solidariteit over de landsgrenzen heen “onnodig” te maken. Onze sociale zekerheid is een project van verdeeldheid onder het mom van samenhorigheid. Of: waarom er nooit een sociaal Europa is gekomen.

Soms zijn er perioden in de geschiedenis waarin een staat er in slaagt sterke nationalistische gevoelens op te wekken bij de bevolking. Hitler was daar een meester in. We weten waar dit toe geleid heeft.

Op dit ogenblik desintegreren nationale staten overal in de wereld. Dat is een gevolg, onder andere van de globalisering. Overal zie je krampachtige pogingen om dit tegen te gaan. Hongarije en Polen zijn een voorbeeld. Maar eigenlijk is op dit ogenblik hetzelfde bezig in belgië. Op lange termijn zijn die pogingen gedoemd om te mislukken. Op korte termijn zullen ze wel lukken. Kader dit in de opgang van (extreem)rechts in Europa. Maar het is ook duidelijk dat die pogingen totaal verkrampt zijn en dus moet dit uitdraaien op onheil.

Als ik aanvaard dat de staat geen gemeenschap kàn zijn, (tenzij een kunstmatige, tijdelijk mogelijke), verwerp ik dus het nationalisme, en daarmee ook door de staat georganiseerde solidariteit.

Solidariteit moet georganiseerd worden door mensen die gemeenschappen vormen omdat die mensen iets gemeen hebben mekaar. 

Eigenlijk keer ik hier terug tot de oorspronkelijke solidariteit die al bestond voor de sociale zekerheid. Ziekenkassen zijn een mooi voorbeeld van solidariteit: mensen engageren zich om mekaar te helpen als iemand van hen ziek wordt. Die ziekenkassen werden opgericht door mensen die zich met mekaar verbonden voelden door hun (katholiek) geloof of socialistische overtuiging.

Ik kan er hier niet over doorgaan, maar laat het duidelijk zijn dat effectieve solidariteit een bepaalde schaalgrootte nodig heeft. Echte gemeenschap vraagt kleinschaligheid. Dat kan botsen. De oplossing ligt dan in het behoud van de kleinschalige ziekenkassen die met mekaar gaan samenwerken voor de nodige schaalgrootte. Tenslotte is het zo gegaan bij onze ziekenkassen.

Ondertussen schiet van dat gemeenschapsgevoel in een ziekenkas niets meer over. Ziekenkassen zijn verworden tot verzekeringsmaatschappijen die (theoretisch) niet uit zijn op winst. Ook de ziekenkas heeft niets meer te maken met solidariteit, doch is dienstverlening geworden.

Ondertussen ben ik ver afgedwaald van het ontwikkelingsprobleem. Maar ik beloof het met de hand op het hart: morgen kom ik terug ter zake.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *