De boodschap van Jezus is géén ethiek of moraal.
Anders dan bij Islam of Jodendom wordt het christendom niet gekenmerkt door gedragsregels.
Als ik dat beweer krijg ik altijd als antwoord: “en wat dan met de Tien Geboden ? “
De Tien Geboden zijn Oude Testament. Het Oude Testament is niet christelijk.
De katholieke kerk kende ook haar vijf geboden en een heel aantal concrete gedragsregels. De katholieke kerk is niet christelijk. Ze heeft de christelijke boodschap constant verraden. In haar voordeel spreekt dat ze tegelijkertijd door de trouw aan de boeken van het Nieuwe Testament doorheen dat verraad toch nog altijd de boodschap heeft doorgegeven.
In de evangelies vind je géén lijst van geboden of verboden.
De grote vijanden van Jezus waren de wetgeleerden omdat Hij de liefde boven de wet stelde.
Jezus kent slechts één gebod: heb elkander lief.
Johannes zegt: God is liefde. Liefde verdraagt geen geboden of verboden.
Natuurlijk zal de liefde inspiratie bieden tot inzicht in goed en kwaad. Een christen moet zich de vraag stellen: past dit gedrag bij de liefde ? Maar dat is heel wat anders dan het naleven van wetten of regels.
Daarmee kom ik bij het persoonlijk geweten.
Het Latijnse woord voor geweten is “conscientia” dat je kan vertalen als: bij zichzelf weten. Dat houdt in dat het geweten in tegenstelling met regels, altijd subjectief is.
Het gaat er om dat ik zelf moet uitmaken wat in een bepaalde omstandigheid goed of kwaad is.
Natuurlijk is de subjectiviteit niet totaal. Er spelen ook min of meer objectieve gegevens mee zoals waarden en normen die, bijvoorbeeld, door de opvoeding en de samenleving worden aangebracht, en dus niet christelijk zijn. In het christelijke geweten krijg je dus een confrontatie van de enige christelijke wet, de liefde, met de normen en waarden van de samenleving.
Ik denk dat het al duidelijk is dat het persoonlijke geweten geen simpele zaak is.
In ieders persoonlijkheid zitten elementen van egocentrisme en aanleg tot egoïsme, net zoals gevoelens zoals afgunst, woede, ijdelheid…
In deze tijd word ik geconfronteerd met een doorgeslagen genotcultuur en consumentisme, die ook de hebzucht cultiveren en onvermijdelijk leiden tot egocentrisme, narcisme, egoïsme… en haaks staan op de wet van de liefde. Is het mogelijk dat ik volledig ontsnap aan de invloed van deze cultuur ? Het is dan de opdracht voor mijn geweten om me bewust te worden van deze elementen van temperament en karakter en van deze invloeden van buitenuit. Daarna kan ik er naar streven om me te bevrijden van de innerlijke ketens die me tegenhouden in de liefde. In de mate dat ik daarin slaag, ben ik dan vrij om te doen wat ik wil.
Ama et fac quod vis. Bemin en doe dan wat je wil.
Maar er is dus wel die opdracht.
Het geweten is dus geen vrijgeleide om zo maar te doen wat ik spontaan zou willen, want ik word altijd geconfronteerd met het gebod van de liefde.
Gewetensvorming is dus een opdracht; een levenslange opdracht, want altijd moet de mens werken aan verfijning van zijn aanvoelen voor het goede. Die opdracht begint bij de opvoeding door ouders, wordt overgenomen in de puberteit en volwassenheid, en eindigt slechts bij het levenseinde.
Bij de christen wordt die opdracht getekend door de liefde.
Laat me hierbij benadrukken dat het geweten niet enkel een kwestie is van aanvoelen van het kwade.
Mijn geweten moet niet enkel leiden tot schuldbesef.
De katholieke kerk heeft veel te veel de nadruk gelegd op de zonde: het besef dat ik kwaad heb gedaan. Dat besef is nodig. Maar veel belangrijker is het besef van het goede.
Een geestelijke oefening: het gewetensonderzoek
Een goed instrument voor de ontwikkeling van een volwassen een groeiend geweten is het (dagelijkse) gewetensonderzoek. Als ik s’ avonds mijn voorbije dag overloop kan ik me afvragen wat ik verkeerd heb gedaan. Belangrijker is de vraag: waar heb ik kansen laten liggen om goed te doen ?
Ik kan dan ook mijn dag van morgen overlopen en op zoek gaan naar situaties waarin ik het spontaan moeilijk zal hebben om de liefde te beleven of proberen de kansen te zien om goed te zijn voor iemand. (Tussen haakjes: let op het woordje zijn. Er is een verschil tussen goed doen en goed zijn. Maar daar kan ik hier niet dieper op ingaan.)
Merk op dat dit op zich niets te maken heeft met schuldbesef of gewetenswroeging.
Natuurlijk heeft een mens het niet nodig om zijn leven lang dagelijks deze geestelijke oefening te doen. Maar wie echt deze weg op wil, doet er toch goed aan om het zichzelf een bepaalde periode dagelijks op te leggen en er af en toe op terug te komen.
Tenslotte moet ik het nog even hebben over het element “God”.
Hierdoor onderscheidt het christendom zich van a-godsdienstige overtuigingen die ook pleiten voor onderlinge goedheid, mildheid, mededogen, liefde.
De boodschap God is liefde, geeft aan dat die liefde niet zo maar iets is tussen zoveel andere zaken in mijn leven.
God betekent dat de liefde alles overstijgend is. Dat àltijd àlles daarvoor moet wijken. Het begrip God radicaliseert de levenshouding, in het Christendom de houding van de liefde.
Natuurlijk kan ik onmogelijk het christelijke ideaal volledig beleven. Ik ben God niet. Maar ik moet wel streven naar dat ideaal.
En als het dan niet lukt mag ik rekenen op mildheid en mededogen, want God is Liefde.