Ignis
Ben Frie SJ
Ignatius en de mystiek van de daad
Uiteraard moet geloof blijken in daden.
Maar daarover wil ik het nu niet hebben.
Ik vind het mooi: “er zijn voor God”.
Het probleem is dan natuurlijk: over welke God heb je het ?
In de naam van God hebben mensen de vreselijkste dingen gedaan.
Natuurlijk vind ik het al mooi dat er niet staat: God is er voor ons. Daarmee sluiten we de God probleemoplosser en trooster al uit. Het is niet goed voor de kaarsenindustrie, maar die vindt wel andere manieren om te overleven. Tegenwoordig stinkt het overal zo fel dat geurkaarsen hip zijn.
Geeft God kracht in moeilijke tijden ? Er zijn nogal wat mensen die daarvan getuigen. Maar vinden mensen niet evenveel kracht in nationalisme, idealen als vrijheid en onafhankelijkheid ? Ze geven er hun leven voor.
Ik vind het ongelooflijk dwaas omdat het geen vrede brengt. Nooit gebracht heeft. Maar dat is een ander onderwerp.
Voor welke God wil ik er dan zijn ?
Ik ken er slechts één: de God van Jezus zoals we die leren kennen in de evangelies. Omdat Hij Liefde is.
Als wij het over God hebben, denken we aan almacht. Voor mijn part ontwikkel je prachtige filosofieën of theologietjes over die almacht, maar ze brengen niets bij. Je stoot onvermijdelijk op het probleem van het lijden.
Waar was de almachtige God bij de holocaust ?
Neen, alleen de God van Jezus die liefde is, is de moeite waard om mijn God te zijn.
En dat betekent zelfs niet dat die God van mij moet houden. Een God die van mij houdt is irrelevant.
Er zijn voor God, betekent: er zijn voor de liefde.
De totale, onvoorwaardelijke liefde.
Natuurlijk blijf ik slechts een mens en zal die liefde nooit helemaal bereiken. Mijn beleven er van zal altijd een pogen blijven. Maar dat ze God is, betekent wel dat ik nooit kan denken dat ik er genoeg in geslaagd ben, en het nooit mag opgeven.
Kloos zegde: “Ik ben een God in het diepst van mijn gedachten.” Je moet een romantieker zijn om zo iets dwaas te denken.
Maar God is wel in het diepst van mijn gedachten.
Het probleem is natuurlijk dat ik meestal niet diep genoeg denk.
Ja, als ik rondom mij kijk zie ik overal mensen die liefde beleven, min of meer. Ik zie mensen die wanhopig proberen om lief te hebben. Ik zie glimpjes van God.
Een jongetje vroeg me eens: kan je God zien ?
Natuurlijk kan je God zien.
Ik heb hem meegenomen naar zijn grootvader die zijn hele leven heeft ingericht om voor zijn dementerende vrouw te zorgen.
Ik heb hem de vrijwilligers getoond die in het park rolstoelen duwen van mensen uit de zorginstelling.
Ik heb hem gewezen op een moeder die leeft voor haar kinderen.
Ik heb hem laten kijken naar zijn eigen moeder.
In het park zaten ook een jongen en een meisje op een bankje verliefd te zijn. Ik vond dat mooi. Maar daarin zag ik God niet. Verliefdheid is geen liefde. Het kan dat er God van komt.
Voor zover ik weet beleven die goede mensen hun liefde niet bewust als “er zijn voor God”. Misschien hier of daar een uitzondering.
Voor mij moeten die mensen ook niet met God bezig zijn.
Maar ik denk wel dat de beleving rijker kan worden als een mens diep genoeg in zijn gedachten duikt om daar God te vinden. Om daar te beseffen dat wat hij doet voor een ander zo oneindig mooi is, zo oneindig waardevol, zo oneindig betekenisvol, zo oneindig oneindig.
En dat wat hij doet aansluit bij de grootsheid van de schepping. Dat hij door zijn liefde deel uit maakt van de oneindigheid van de kosmos. Dat klinkt raar. Maar je kan de beleving van de liefde zien als de intermenselijke beleving van de transcendentie: de liefhebbende overstijgt zichzelf, zoals de schepping ons overstijgt.
In dat besef kan de mens kracht te vinden om nog rijker lief te hebben.
Niet God geeft kracht.
Maar gebed geeft wel kracht.
Want dat diep doordringen in de eigen gedachten is bidden.