De arbeiders in de wijngaard

Niet zo lang geleden las ik een artikel waarin iemand een parabel uit het evangelie “gebruikte” om te pleiten voor een basisinkomen.

Ik ben grote voorstander van een basisinkomen. Maar ik vind het niet correct om evangelieteksten zo maar te interpreteren als “richtlijnen” voor de organisatie van onze samenleving. Ze kunnen wel inspireren. 

De arbeiders in de wijngaard

“Met het Rijk der hemelen is het als met een landeigenaar die vroeg in de morgen uitging om arbeiders te huren voor zijn wijngaard.  2Hij werd het met de arbeiders eens voor een denarie per dag en stuurde ze naar zijn wijngaard.  3Rond het derde uur ging hij er weer op uit en zag nog anderen werkloos op de markt staan  4tot wie hij zei: Gaat ook naar mijn wijngaard en ik zal u geven wat billijk is.  5En zij gingen. Rond het zesde en negende uur ging hij nog eens uit en deed hetzelfde.  6Rond het elfde uur ging hij opnieuw uit en vond er weer anderen staan. Hij zei tot hen: Wat staat ge heel de dag werkloos?  7Ze antwoordden hem: Niemand heeft ons gehuurd. Daarop zei hij tot hen: Gaat ook gij naar mijn wijngaard.  8Bij het vallen van de avond sprak de eigenaar van de wijngaard tot zijn rentmeester: Roep de arbeiders en betaal hun uit, te beginnen met de laatsten en zo tot de eersten.  9Toen de arbeiders van het elfde uur kwamen, kregen zij elk een denarie;  10toen nu ook de eersten kwamen, meenden dezen dat zij meer zouden krijgen, maar ook zij kregen ieder de overeengekomen denarie.  11Ze namen hem wel aan, maar begonnen tegen de landeigenaar te morren  12en zeiden: Dezen hier, die het laatst gekomen zijn, hebben maar één uur gewerkt en gij stelt ze gelijk met ons die de last van de dag en de brandende hitte hebben gedragen.  13Maar hij antwoordde een van hen: Vriend, ik doe u toch geen onrecht? Zijt gij niet met mij overeengekomen voor een denarie?  14Neem wat u toekomt en ga heen. Ik wil aan degene die het laatst gekomen is evenveel geven als aan u.  15Mag ik soms met het mijne niet doen wat ik verkies of zijt ge kwaad, omdat ik goed ben?  16Zo zullen de laatsten de eersten en de eersten de laatsten zijn.”

Matteüs 20,1-16

Bij het lezen van deze teksten mogen we nooit uit het oog verliezen dat de boodschap van Jezus over God gaat en over zijn relatie met de mensen. Het christendom is geen ethiek.

De houding van de landeigenaar moet ons iets leren over God; over het godsbeeld dat Jezus ons voorstelt.

In die zin kadert deze tekst in het grotere geheel van de evangelies. Het is een godsbeeld dat Jezus in conflict brengt met het in zijn tijd bij de Joden bestaande godsbeeld. Dat conflict zal leiden tot zijn kruisiging.

Het godsbeeld van de Farizeeërs en Schriftgeleerden was dat van de rechtvaardige rechter.

Het beeld van God dat de mensen zich vormen is geëvolueerd in de tijd. Die evolutie is niet gelijk verlopen, noch in tijd, noch in ruimte.

Er zijn streken (bijvoorbeeld Arabië) waar de gelovigen zelfs niet tot het godsbeeld – Allah – van de rechtvaardige rechter gekomen zijn. Ook nu nog zijn er heel wat katholieken die nog altijd zijn blijven steken in God als rechtvaardige rechter.

Ik kan hier natuurlijk geen wetenschappelijke verhandeling schrijven over de evolutie van het godsbeeld, bijvoorbeeld in verschillende religies, overal ter wereld. Ik kan dat hier niet en ik ben er gewoon niet slim genoeg voor.

Maar ik kan het wel duidelijk maken.

Denk aan het godsbeeld van de oude Grieken.

De goden zijn daar een soort van supermensen die spelletjes spelen met de gewone sterveling.

Daarbij vergeleken is het Joodse godsbeeld van de rechtvaardige rechter een grote vooruitgang.

Jezus zet een stap verder. Voor hem is God een goede vader.

Als je dat doortrekt naar de mensen, dan zie je dat de rechtvaardige rechter bij de Joden deugdzaam leven beloont met gezondheid en welstand. Zonde bestraft hij met ziekte en armoede.

Daarom ergeren de Farizeeën er zich ook aan dat Jezus zieken geneest. Waar haalt hij de pretentie om tegen Gods bestraffing in te gaan ?

De wonderen van Jezus zijn geen straffe toeren. Ze verkondigen een godsbeeld: dat van de goede vader die niet straft en beloont, maar gewoon goed is.

De goede vader die in de parabel van de verloren  jongste zoon eigenlijk onrechtvaardig is tegenover de brave, ijverige oudste zoon …

Mensen hebben problemen met dat godsbeeld.

Zo ook de werkers van het eerste uur. Het is niet correct wat de landeigenaar doet. Als je de zaken gewoon menselijk bekijkt, hebben ze gelijk.

Maar God is geen mens. Hij is God. Hij overstijgt de mens … Hij is transcendent.

Daarop kan je reageren met de stelling dat wij toch niet de pretentie mogen hebben om God te zijn en dat we gewoon moeten proberen om mens te zijn en dat rechtvaardigheid dus voldoende is.

Door onze decadente samenleving waarin domme mensen hard werken om te kunnen genieten, en slimme mensen zo weinig mogelijk werken om nog meer te kunnen genieten, is het besef van transcendentie bij een verlopen massa zelfs helemaal verdwenen. De horizon van die mensen is bij de laagsten het volgende (pukkelpop) festival; bij anderen het beklimmen van de K2. Ze vullen hun leven met het vullen van een emmer (bucket list).  * Het leven gaat gewoon om hen zelf.

Maar ze hebben wel ergens gelijk, want we kunnen niet God zijn en dat moet ook niet.

Maar in het scheppingsverhaal staat een belangrijk zinnetje: “God schiep de mens naar zijn beeld en gelijkenis”. Als je die bijbelse taal omzet naar nu wordt dat: “We zijn geroepen om mens te worden naar Gods beeld en gelijkenis”. Het scheppingsverhaal is een opdrachtverhaal.

En dus is er op zich niets mis met rechtvaardigheid. (De werkers van het eerste uur.) Een samenleving kan niet zonder rechtvaardigheid. 

Maar wie ten volle mens wil zijn, moet ook de liefde ontdekken. En niet zo maar liefde: de liefde voor wie het niet verdient. Zoals de domme massa op Pukkelpop.

*  Dorus

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *