De wereld zit niet juist in mekaar.
Mensen die ongelooflijk hun best doen en keihard werken, leven in armoede terwijl anderen zwelgen in rijkdom. Zelfs als ook die anderen ongelooflijk hun best doen en keihard werken, is het niet juist.
Alles wat jij hebt, kan ik niet hebben. Als wij beiden even hard ons best doen en even keihard werken, is het nog niet juist dat jij zoveel meer hebt omdat je wat slimmer bent, of godbetert: wat meer geluk hebt. En al zeker niet als ik niet alleen minder heb, maar zelfs niet genoeg om fatsoenlijk te kunnen leven.
Als mensen evenveel en even hard werken, moeten ze evenveel verdienen. Dan is herverdelen zelfs niet meer nodig.
De PVDA met haar eis om het geld te halen bij de rijken – herverdeling – is een club van pussies.
Neen, de wereld zit niet juist in mekaar. Daar kunnen we iets aan doen. Het probleem is dat het juist de rijken – en dus machtigen – zijn die er iets kunnen aan doen. Maar die willen het niet.
Sommigen willen wel wat afstaan van hun rijkdom – liefdadigheid – omdat ze schrik hebben van de opstand der horden. Maar geen enkele wil naar een samenleving waarin rijk worden niet meer betamelijk is. Ze slagen er zelfs in om de idee dat rijk worden wél betamelijk, en zelfs na te streven is, ingang te doen vinden bij mensen die nooit rijk zullen kunnen worden, hoezeer ze ook streven.
Totale gelijkheid is niet mogelijk. Ze is ook niet nodig.
Ok, het is met veel “zouden”, maar de wereld zouden we kunnen verbeteren.
Ja, ik ben voor een betere wereld.
Tegelijkertijd ben ik misantroop.
Als ik die maagden met hun kopvod over straat zie paraderen, heb ik de neiging om hen toe te roepen dat ik zo geweldig geil word van hun vod.
Als ik de bilspleet van die vette bouwvakker aanschouw, zou ik hem een schop willen geven zodat hij met zijn lompe kop in de cement stort. Natuurlijk doe ik dat niet, want dat vertraagt mijn bouw.
En toch: mijn God is Liefde.
Ik heb lang gedacht dat je dat zinnetje niet zo maar mag omdraaien: de liefde is mijn God. Van de andere kant staat er niet dat God mij liefheeft. Hij “is” Liefde. Als Hij dat “is”, dan is Liefde ook God.
Als ik tegen mijn lief zeg dat ze mijn godin is, bedoel ik daarmee dat ze àlles is voor mij; het belangrijkste in mijn leven.
“God is Liefde”, betekent in ieder geval dat de liefde voor mij het belangrijkste is – moet zijn – in mijn leven.
Dat is niet simpel, want ik ben misantroop.
Hoe kan ik zeggen dat ik christelijk gelovig ben als ik niet kan houden van kutwijven met een kopvod en bilspleettonend vette bouwvakkers ?
Wat is dat eigenlijk die Liefde van het christelijk geloof ?
Ze is goddelijk. Dus niet zo maar menselijk.
Als ik wél zou houden van de kopvoddige en de bouwvakker, dan zou dat menselijke liefde zijn.
Dat zou natuurlijk mooier zijn, en zelfs ook mijn eigen leven aangenamer maken. Van misantropie word je niet blij.
Maar dàt is niet de liefde die God van mij vraagt.
In het verhaal van het Laatste Oordeel geeft Jezus ons een beeld van die Liefde.
“… Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld. Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen, Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht. Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? En wanneer zagen wij U als vreemdeling en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? En wanneer zagen we U ziek of in de gevangenis en zijn U komen bezoeken? De Koning zal hun ten antwoord geven: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan. (Mt. 25, 31-40)
Die goddelijke, christelijke liefde heeft dus niets vandoen met romantiek.
Als Jezus nu zou terugkomen zou hij van Marx gehoord hebben en een sociale zekerheid prediken.
Of, beter: vermits God per definitie extreem radicaal is, zou hij een samenleving prediken waarin een sociale zekerheid zelfs niet nodig is.
Vergeleken met Jezus is Hedebouw een pathetische CD&V-er.
In dit verhaal mis ik natuurlijk de menselijke nabijheid.
Mensen moeten niet alleen te eten hebben, ze moeten ook niet eenzaam zijn.
Maar daarvoor hebben we dan de menselijke liefde.
Die moet niet universeel zijn. Ik kan niet de hele wereld nabij zijn. Maar als ik de mensen rondom mij nabij ben en zij de mensen rondom hen, geven we wel wereldwijd nabijheid door.
Er zijn natuurlijk gradaties in nabijheid. Mijn poetsvrouw ben ik anders nabij dan mijn lief. Maar ik wil ook mijn poetsvrouw nabij zijn in de mate van het mogelijke. En de vrouw – het zijn altijd vrouwen – achter de kassa. En mijn loodgieter.
Ok, het is moeilijk bij de parkeerwachter die me een boete bezorgt.
Niettegenstaande Jezus zeker voorstander zou zijn van een sociaal rechtvaardige samenleving, zou hij toch ook streven naar een samenleving die nabijheid koestert. Dat is wat de sociaal rechtvaardige samenleving van de socialisten mist.
Een sociale zekerheid lost de eenzaamheid niet op.
PS Morgen een korte bezinning over nabijheid en volgende zondag over de Barmhartige Samaritaan die hierbij aansluit.