Minerva
Maarten Hermans & Stan de Spiegelaere
Langer werken? Versterk de democratie op de werkvloer!
Natuurlijk ben ik het eens met de stelling dat er meer democratie moet komen op de werkvloer en dat die democratie moet leiden tot meer autonomie, werkzekerheid en tot minder werkdruk. Neem daar inderdaad bij dat meer democratie ook zal leiden tot gezondere en veiligere werkomstandigheden en dus meer welbevinden op het werk, en we zetten grote stappen vooruit. Tot zover dus: volledig akkoord.
Maar waarom moet dit pleidooi beargumenteerd zijn door: hogere werkgelegenheidsgraad, hogere productie… Waarom staat de hele zaak in dienst van de economie ? Waarom is het niet genoeg om te zeggen dat het om menselijkheid gaat ?
Lang geleden kwam ik bij een overnachting in Zürich toevallig terecht bij een ex-prof filosofie aan de Universiteit die was overgestapt naar Brown, Boveri & Cie, een Zwiterse groep van elektrotechnische bedrijven, die wordt gerekend bij de grote wereldspelers. Hij was daar hoofd van de afdeling “Human Ressources”.
Hij had zijn theorie vorm gegeven in concentrische cirkels. In de centrale cirkel stond “Das Wohlbefinden”. Daarrond trok hij dan de cirkels werkplaats, huisvesting, onderwijs, religie, vrije tijd… De werknemers van het bedrijf kregen woningen ter beschikking tegen goede voorwaarden in wijken rond het bedrijf. In die wijk bouwde het bedrijf ook scholen, kerken, sportvelden, cultuurhuizen…
Zijn idee was natuurlijk niet zo origineel, want ook, bijvoorbeeld, de Limburgse mijnen waren daarmee bezig. Het systeem heeft grote voordelen: het is op zich niet slecht voor de werker. Voor de bazen gaat het natuurlijk om andere zaken: het bindt de werker aan het bedrijf en als je in een woning van het bedrijf woont, is staken natuurlijk niet evident. Sociale rust is zowat gegarandeerd. Nu, als sociale rust het gevolg is van het feit dat het werkvolk zich goed behandeld voelt, is er natuurlijk niets op tegen.
Maar dat woord “Wohlbefinden” intrigeerde me. En dus vroeg ik hem bij een goed glas wijn waarom eigenlijk niet “Das Glück” centraal stond ? De man begon rond de pot te draaien en probeerde op een ander onderwerp te komen, maar als ik zo iets opmerk, word ik koppig en hij werd kwaad. Tot hij tenslotte toegaf: het geluk van het werkvolk interesseert me niet. Mij interesseert de productie.
We stoten hier op een fundamenteel aspect van het menselijk bestaan.
Ik wil hier geen filosofie beginnen over het verschil tussen zich goed voelen en gelukkig zijn. De meesten van ons voelen wel aan dat beiden niet zo maar samenvallen, en dat is voor mijn betoog hier voldoende.
Laat het wel duidelijk zijn dat het in echte menselijkheid over geluk gaat. De mens is geroepen om gelukkig te zijn.
We vinden het thema al terug in het scheppingsverhaal van de bijbel waar God de mens plaatst in de Tuin van Eden, het Aards Paradijs, of nog: in een toestand van geluk. Merk het woord “aards” op: het gaat over geluk hier op aarde en niet over de hemel.
De mens krijgt in de Tuin van Eden de opdracht om die te bewaken, wat betekent: ongeschonden bewaren (toen al milieu-activisme ! ), en te bewerken. Werken hoort bij het geluk. Een mens moet werken om gelukkig te zijn.
Ik ga nu snel door vele bochten, maar de hele zaak is toen fout gelopen omdat de mens door van de appel te eten in zich het egoïsme heeft laten ontstaan. Vanaf toen is arbeid een last. “In het zweet uws aanschijn, zult ge uw brood verdienen.”
Mijn gesprekspartner in Zürich was een Calvinist en had dus van het christendom niets begrepen.
Maar het komt er dus op neer dat arbeid mensen ook gelukkig moet maken. Die zondeval in de Tuin van Eden (ik blijf nu even hangen in mythologische taal) werkt nog altijd door (de erfzonde) in de mensheid en dus is volkomen geluk niet (meer) mogelijk.
Maar eigenlijk blijft de opdracht: maak van de aarde zoveel mogelijk een aards paradijs, en laat arbeid een element zijn in het geluk van de mens.
Het kapitalisme is niets anders dan een systemische invulling van de zondeval: arbeid is een egoïstische bezigheid. Als arbeid gelukkig wil maken, moet hij zo veel mogelijk loskomen van dat egoïsme.
Dat is niet helemaal mogelijk: een mens moet nu eenmaal werken om zijn kost te verdienen.
Maar arbeid kàn en moét meer zijn.
In werk moet een mens ook meer en meer zichzelf worden. Hij moet er zichzelf in kunnen ver-werk-elijken. Die zelfverwerkelijking heeft niets te maken met egoïsme: als iemand niet echt zichzelf is, weegt dat op zijn ontmoeting met de andere. Het is een last op de liefde.
Arbeid moet ook ervaren kunnen worden als een dienst aan een andere, een dienst die niet enkel verleend wordt omwille van de centen, maar ook als een vorm van hulp vanuit menselijkheid.
Tenslotte moet arbeid ook een dienst kunnen zijn, niet enkel aan de andere als individu, maar aan de gemeenschap. Arbeid moet bijdragen tot de opbouw van een gezonde samenleving en gemeenschap.
In de mate dat we er in slagen om arbeid te organiseren vanuit deze principes – eigenlijk kan je het ook een spiritualiteit noemen – zal arbeid bijdragen tot het geluk van mensen.
Nu is een spiritualiteit altijd een kwestie van persoonlijke ingesteldheid. In theorie zou het misschien mogelijk zijn om vanuit sterke spirituele motivatie elke arbeid als zodanig te beleven. Maar dit is slechts theorie. Om het duidelijk te stellen: ik denk niet dat het voor de meeste mensen mogelijk is om bandwerk te zien als zelfverwerkelijking of als dienstverlening vanuit menselijke overwegingen.
Wat er ook van zij: Wohlbefinden kan in sommige omstandigheden misschien nog wel een plaats vinden in een kapitalistische werkomgeving. Voor geluk is dit totaal onmogelijk.
Mijn gastheer in Zürich had gelijk.