LSP
Het kerngezin, hoeksteen van kapitalistische onderdrukking
Het duurt een tijdje, maar de aap komt toch uit de mouw: dit artikel komt uit de koker van LGTB+*_-fanaten.
Ik zal het toch nog maar eens zeggen: ik heb niets tegen “anders-geaarden”. Van mij mag iedereen zijn wie hij is en ik zal iedereen met respect benaderen. Zolang hij me niet kwaad maakt. Als ik een LGTBQ+*_-er niet met respect behandel, zal dat zijn omdat hij me kwaad heeft gemaakt, maar niet omdat hij anders is.
En als de anders-geaarden het niet fijn vinden om in een kerngezin te leven, is dat hun goed recht.
Maar wat die anders-geaarden hier zeggen is niet hun goed recht, want ze zeggen dat ik niét in een kerngezin mag leven, want daarmee steun ik het kapitalisme.
Dat soort onverdraagzaamheid maakt me kwaad.
Misschien moet ik toch eens opnieuw gaan nadenken over dat anders-geaard zijn of althans over sommige vormen er van, en wat openheid terugschroeven.
Kijk: ik heb homoseksuele vrienden die een koppel vormen waar veel hetero-koppels een voorbeeld kunnen aan nemen. Het kan dus.
Dat is wat me opvalt in dit artikel van de anders-geaarde Trotskisten: ze slagen er in om in heel hun betoog niet één maal het woord “liefde” te schrijven.
Ligt dat aan het feit dat het Trotskisten zijn en ze dus alles puur materialistisch zien, verbonden met een economisch systeem; of ligt het aan het LGTBQ+*_-karakter ?
Wat er ook van weze: voor mij is liefde belangrijk in relatievorming.
Nu is liefde natuurlijk een nogal breed begrip. Maar hier heb ik het niet over, bijvoorbeeld naastenliefde, maar over de vorm van liefde die ik misschien beter vriendschap zou noemen.
Als je aan mensen vraagt wat een vriend is, dan krijg je dikwijls het antwoord: een vriend is iemand die je vertrouwt. De volgende vraag is dan: waarom je vertrouw je iemand ? Het antwoord op die vraag geeft je de bepaling van vriendschap: vriendschap is een relatie van mensen die bij mekaar zwak mogen zijn; die van mekaar weten dat ze mekaar niet zullen veroordelen omdat ze zwak zijn; onzeker zijn; het niet aankunnen; in de fout zijn gegaan…
In vriendschap wordt de factor macht die spontaan in elke relatie opduikt uitgeschakeld: vrienden weigeren macht te hebben over mekaar.
Als ik me kwetsbaar toon aan een ander, al dan niet vrijwillig, krijgt hij macht over mij. In vriendschap verdwijnt die factor macht. De andere zou me kunnen pijn doen, maar ik weet dat hij dat niet zal doen, net zoals hij weet dat ik hem geen pijn zal doen.
Let hierbij op het woordje “zal”.
Want je kan niet voor even vriend zijn. Je kan je toch niet kwetsbaar opstellen met de idee dat je vriend nu geen misbruik zal maken van je kwetsbaarheid, maar later misschien wel ?
Vriendschap houdt dus een belofte in. Die belofte kan er zijn, maar onuitgesproken blijven.
Het huwelijk is niet anders dan de expliciete belofte, afgelegd in het bijzijn van getuigen.
Of die belofte ook door de staat moet worden gehonoreerd is een andere vraag.
De huwelijksliefde heeft dus als basis de vriendschap, maar het is een vriendschap die ook wordt beleefd in lichamelijke intimiteit en samen-leven. Ik zal me voorzichtig uitdrukken: in de wereld van de meeste mensen – krijg ik a.u.b. toestemming om er van uit te gaan dat de LGTBQ+*_-gemeenschap nog niet de meerderheid uitmaakt ? – komt daarbij dan de kans op (natuurlijke) vruchtbaarheid.
Dàt is het kerngezin. Ik ben daar voor.
Natuurlijk is het niet altijd koek en ei en vrolijk gestoei.
Samen-leven is niet gemakkelijk. Iedere mens heeft een eigen territoriumnood. Bij de ene mens moet dat territorium al wat groter zijn dan bij de andere. De concrete beleving van de huwelijksliefde moet zich daaraan aanpassen.
Altijd blijft er de mogelijkheid dat er iets misloopt. Alfons Vansteenwegen schreef een boek met de titel: “Liefde is een werkwoord”. Soms wordt er niet hard genoeg gewerkt aan de beleving van het aspect vriendschap.
Sexualiteit schept een band, maar breekt die ook terug af en dan valt de relatie terug op de vriendschap. Als die er dan (nog) niet is, is de scheiding nabij. Soms verschillen de territoriumnoden teveel en wordt het samenleven moeilijk. Allerlei emoties kunnen een rol spelen. Soms is het stopzetten van het samenleven en de relatie onvermijdelijk.
Maar ook dan moét de vriendschap en de belofte stand houden, want anders wordt de toevertrouwde zwakheid voor de ander een wapen en krijgt Sartre gelijk: de andere wordt de hel.
Maar als het lukt leidt de onvrijheid die inherent is aan de belofte, tot innerlijke vrijheid.
En neen, dat is dus niet materieel. Dat iemand niets tekort heeft, brengt niets bij aan de opbouw van vriendschap of liefde. Rijken mislukken evenzeer als armen.
Het kerngezin is een basis voor menselijkheid. Ik zeg niet dat het op de huidige structurele manier moet aangemoedigd worden; maar dat de samenleving het bevordert, is een goede zaak. Samenleving en staat vallen voor mij totaal niet samen.
Misschien moeten we er eens over nadenken om het burgerlijk huwelijk af te schaffen en enkel nog het kerkelijk huwelijk over te houden. Voor mijn part vervang je de kerk door een andere gemeenschap als het maar niet de staat is.
Wie het kerngezin weg wil om het kapitalisme te bestrijden, heeft het niet goed begrepen.
Misschien is dat wel het probleem van een veel te groot aantal hedendaagse LGTBQ+*_-ers: ze zijn zo fel bezig met zichzelf – narcisme – dat ze zelfs geen benul meer hebben van wat liefde zou kunnen zijn.
Ik kom weinig mensen tegen die zo antikapitalistisch zijn als ik. Maar als het alternatief voor het kapitalisme enkel gaat over het materiële en inhoudt dat een huwelijk niet meer kan omdat alles gemeenschappelijk moet zijn, moet het niet voor mij.