Vorige zondag betoogde ik dat het onmogelijk is om de historische Jezus te kennen. Het enige wat wij hebben zijn een reeks verhalen die pas opgeschreven zijn een kleine honderd jaar na zijn dood en die voortverteld zijn in verschillende milieus verspreid in het Midden-Oosten en die allemaal gekleurd zijn door die milieus.
Heidenen gebruiken dit nog al eens als argument: als je niet zeker weet of die Jezus wel echt bestaan heeft en wie hij dan wel was, dan berust je geloof op niets.
Zij hebben niet begrepen dat het al dan niet bestaan van Jezus totaal irrelevant is. Als je me morgen kan bewijzen dat Jezus niét bestaan heeft, verandert dat niets aan mijn geloof. Want het bestaan van die verhalen en geschriften kan je niét ontkennen en die verhalen bevatten een belangrijke boodschap: God is Liefde.
Het is die boodschap waar het om gaat.
Het is hier niet de plaats om dieper in te gaan op de betekenis en inhoud van het woord God en op de verbinding die wordt gelegd tussen God en Liefde.
Wel belangrijk is de vraag: als je naar de hele historische context van de oorsprong van de christelijke boodschap kijkt, is de figuur van Jezus dan nog wel belangrijk ?
De katholieke kerk benadrukt nog altijd een spiritualiteit van een persoonlijke verhouding van de gelovige met Jezus.
Van mij mag dat. Als iemand zich daar goed bij voelt mag ik hem niet uit die comfortzone halen. Tenslotte doet hij daarmee niemand kwaad.
Maar in het licht van de historische context is die persoonlijke band met Jezus geen deel van mijn spiritualiteit. Voor mij volstaat de boodschap.
En toch staat er op mijn bureau een kruisbeeld en vind je hier en daar in huis wel een icoon.
Neen, niet om bescherming en heil over de woning af te smeken, maar gewoon omdat die beelden me herinneren aan de boodschap en zo een oproep zijn om de opdracht van Jezus te beleven.
Tenslotte is het toch zo dat de mens wel een sociaal wezen is, maar dat de liefde (niet de verliefdheid) niét zo evident natuurlijk is, en zeker niet de liefde waar Jezus het over heeft: die voor de zondaar en waardeloze. Of nog: Jezus roept me wel op om te streven naar bekwaamheid en bereidheid tot liefde voor mensen die me liefde teruggeven – dat is al moeilijk genoeg – maar God gaat altijd verder – is altijd radicaler: hij vraagt me om liefde voor iemand die me géén liefde teruggeeft. Deze liefde vraagt een speciale inspanning: daaraan herinneren me de beelden van Jezus.
En zo blijkt dat ik niet zonder de mythe kan. Ik kan niet zonder de mythologische taal.
En neen: ik ben geen heilige. Ook als ik via de teksten en de beelden probeer om de boodschap in me te laten doordringen, slaag ik er daarom nog niet in om ze beleven. Maar ik moét ook niet heilig zijn. Ik ben God niet. Maar als die teksten en beelden me er toe brengen om het altijd opnieuw te proberen, bereiken ze hun doel.
“Dat is een mythe ! En dus niet waar !” Atheïsten verkondigen het graag. Ze hebben blijkbaar niet begrepen wat een mythe is.
Om het kort te houden: een mythe is een verhaal waarbij het niet belangrijk is of het waar gebeurd is. Wél belangrijk is de boodschap die in de mythe vervat ligt. De mythe onderscheidt zich, bijvoorbeeld, van de fabel doordat ze op een of andere manier te maken heeft met God, goden … het boven – natuurlijke. Is het wààr gebeurd is een irrelevante vraag. Waar het om gaat is: geloof ik dat de boodschap wààr is ?
Wat is er dus op tegen om de christelijke boodschap in mythologische taal te verwoorden ?
Belangrijk is ook het besef van de waarde van het verhaal.
Johannes verwoordt de christelijke boodschap in meer filosofische taal: God is Liefde.
Jezus zelf echter vertelt het verhaal van de Goede Vader. *
De kracht van het verhaal ligt in de identificering die er mee gepaard gaat: eerst identificeer ik me met de verloren gelopen zoon. In het verhaal wordt die identificering uitgelokt doordat Jezus die zoon aan het woord laat. Tussen aanhalingstekens. Als ik die woorden hoor/lees, is het alsof ik ze zelf uitspreek. Later zal ik me identificeren met de Goede Vader; nog later met de brave zoon …
Door die identificering krijgt het verhaal – de mythe – een veel grotere kracht dan de filosofische verwoording.
De filosofische taal grijpt mijn verstand. Het verhaal grijpt mijn hele zijn.
Ook Liefde gaat over mijn hele zijn.
- Hij zei: “Iemand had twee zonen. De jongste zei tegen zijn vader: “Vader, geef mij mijn deel van de erfenis.” En hij verdeelde zijn vermogen onder hen. Niet lang daarna vertrok de jongste zoon met al zijn bezit naar een ver land, waar hij het verkwistte in een losbandig leven. Toen hij alles opgemaakt had, kwam er een zware hongersnood over dat land en ook hij begon gebrek te lijden. Hij zwierf rond tot hij in dienst trad bij een van de inwoners van dat land; die stuurde hem het veld in om varkens te hoeden. Graag had hij zijn honger gestild met het voer dat de varkens aten, maar niemand gaf hem wat. Toen kwam hij tot zichzelf en zei: “Zoveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed, en ik verga hier van de honger! Ik ga terug naar mijn vader. Ik zal hem zeggen: Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u; ik ben het niet meer waard om uw zoon te heten, behandel me als een van uw dagloners.” En hij ging terug naar zijn vader. Toen hij nog ver van huis was, zag zijn vader hem al en werd ontroerd; snel liep hij op hem toe, viel hem om de hals en kuste hem. “Vader,” zei de zoon tegen hem, “ik heb gezondigd tegen de hemel en tegen u; ik ben het niet meer waard om uw zoon te heten.” Maar de vader zei tegen zijn slaven: “Haal vlug de mooiste kleren en trek ze hem aan, doe een ring aan zijn vinger en schoenen aan zijn voeten. Haal het gemeste kalf en slacht het; laten we eten en feestvieren, want mijn zoon hier was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden.” En het feest begon.
Maar zijn oudste zoon was nog op het land. Toen hij naar huis kwam, hoorde hij muziek en dans. Hij riep een van de knechten en vroeg wat er te doen was. Die antwoordde: “Uw broer is thuisgekomen en uw vader heeft het gemeste kalf geslacht, omdat hij hem gezond en wel terug heeft.” Toen werd hij kwaad en hij wilde niet binnenkomen. Daarop kwam zijn vader naar buiten en probeerde hem tot andere gedachten te brengen. Maar hij gaf zijn vader ten antwoord: “Ik dien u nu al zoveel jaren en nooit heb ik een gebod van u overtreden, maar mij hebt u nog nooit een bokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen, die uw vermogen met hoeren heeft verbrast, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht.” Maar hij zei : “Jongen, jij bent altijd bij me en alles wat ik heb is van jou. We moeten feestvieren en blij zijn, want die broer van je was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en is teruggevonden.”
Lucas 15:11-32.