de Bezieling
Ik denk dat ik wel een beetje aanvoel wat Marga Haas bedoelt met “ … het bij God neerleggen. En het daar làten…” En ja, ik denk dat dat bevrijdend kan werken.
Maar voor mij is het toch wat te veel mystiek.
Soms ben ik jaloers op mensen die meer aanleg hebben voor mystiek dan ik. Mystiek vult je innerlijk leven. In deze tijd van massale innerlijke leegte zou een beetje meer mystiek een verrijking zijn.
Nu heb ik het natuurlijk niet over de mystiek van een pater die de kruiswonden van Jezus in zijn handen, voeten … krijgt. Dat lijkt meer op hysterie die om behandeling vraagt. Ik veronderstel dat daar pilletjes voor bestaan.
Maar als je je problemen bij God kan leggen, ben je er mentaal wel een beetje van af. Alleen is dat voor mij een beetje te fatalistisch.
Als ik problemen heb, ga ik op zoek naar een oplossing en ik kan me niet voorstellen – om in het jargon te blijven – dat God een engel uit de hemel zal sturen om mij bij te staan om die oplossing te vinden.
Als dat zo zou kunnen, hebben ik wel een probleem met die God. Ik ga er van uit dat hij een voldoende voorraad engelen heeft, en toch stuurt hij er duidelijk niet genoeg als ik naar onze wereld kijk en naar de constante uitbuiting en de huidige slachtingen.
Als die God een beetje menselijk zou zijn, dan zou hij massaal engelen sturen, zelfs al zou niemand er om vragen.
Dat is misschien wel het fundamentele probleem: waar halen we het toch maar dat we naar God moeten met onze problemen ?
Zit die oeraap in zijn grot en het dondert en bliksemt, en dat beest heeft schrik.
Een uurtje geleden liep het nog in het zonnetje de macho uit te hangen en op zijn borst te roffelen, maar dat is nu even niet aan de orde. Heb jij ooit een aap in een grot tijdens een onweer op zijn borst horen roffelen ?
Zit die oerméns in zijn grot en het dondert en bliksemt, en hij heeft schrik.
Twee zinnetjes die bijna hetzelfde zijn. Maar: “dat beest” is niet hetzelfde als “hij”, en daar hangt dan ook het verschil tussen aap en mens aan vast. Want die aap heeft wel schrik, maar beseft niet dat hij schrik heeft. Die mens beseft dat wel.
Daar zitten we op het spoor naar het zelfbewustzijn. Nu is het niet zo simpel, want naast die aap zit een andere aap die géén schrik heeft, al is het uit domheid. Die apen hebben dus wel persoonlijkheid, en toch zijn ze geen personen.
Maar die oermens is dus wél persoon.
Godsdienst is ontstaan toen de primitieve mens zich er van bewust werd dat er hogere krachten (bv. donder en bliksem) zijn, waar hij geen vat op heeft. Die krachten werden god genoemd. Dat besef veronderstelt een vorm van zelfbewustzijn. En dat zelfbewustzijn leidde tot een verpersoonlijking van die krachten, want als de mens zelfbewust en dus persoon is, moet god dat ook zijn. Die verpersoonlijking bracht mee dat die krachten aanspreekbaar werden. En zo kon de mens proberen om die krachten gunstig te stemmen door smeekbeden, offers, rituelen en toverspreuken. Godsdienst is ontstaan als magie.
Nu moeten we ons geen illusie maken: diep in ons zit nog die oermens die primitieve reacties in ons losmaakt. Ook nu nog zit er in veel mannen de jager en in vrouwen de plukster. En zo ook de magie die in deze tijd natuurlijk “beschaafder” is geworden dan in de tijd van de oermens.
Die magie tekent nog altijd veel gelovigen.
Mensen die zich daartegen afzetten en dat geloof afzweren hebben gelijk. Nogal wat atheïsten zitten op dat spoor. Maar die hebben dan weer ongelijk, want ze gooien het kind weg met het badwater.
Immers, diep in dat primitieve aanvoelen van de oermens zit een besef dat wij in het geheel van de schepping eigenlijk niet veel betekenen
Ja, de mens slaagt er in om de aarde naar zijn hand te zetten. Alleen snijdt hij daarbij ook in eigen hand.
We zijn er in geslaagd om enkele exemplaren van onze soort op de maan te krijgen. Fantastisch ! Geweldige prestatie ! Maar in de kosmos betekent het niéts ! Nada ! Niente ! Nihil … ik laat de taalgenieën zelf verder aanvullen.
Nu kan je daarop door filosoferen en theologeren en betogen dat “God” niet samenvalt met de schepping, maar daar gaat het niet om: het gaat om het besef – het aanvoelen – van onze kleinheid als deeltje van een oneindig groter geheel.
Ik denk dat we het woord God niet moeten voorbehouden voor dat grote geheel, maar gewoon voor dat besef in ons.
Hét drama van onze westerse wereld bestaat er in dat we dat besef grotendeels kwijt zijn. De westerse mens is een narcistische navelstaarder die zichzelf tot zijn god heeft gebombardeerd; die de pretentie heeft om zelf te beschikken over zijn leven en dood … en dus niet meer bekwaam is tot diepe liefde … tot zelfoverstijgende liefde.
Natuurlijk zijn er mensen die die liefde wel nog beleven in allerlei vormen en gradaties. Maar onze beschaving en “cultuur” is het besef van transcendentie wel kwijt geraakt.
Dàt is het geniale van de boodschap van Jezus: hij legt het verband tussen transcendentie en liefde.
“God is Liefde” (1 Joh. 4, 8)
Uiteraard was Jezus een kind van zijn tijd en geloofde hij in Jahweh, de God van de Joden. In die zin beleefde hij nog het primitieve godsbeeld van de oermens. Maar als je naar het optreden van Jezus kijkt en zijn verhalen beluistert, dan komt daarin toch de volledige uitgepuurde godsbeleving aan de oppervlakte.
Voor Jezus was er zeker nog een God die ons liefheeft, maar die Liefde van God is volledig verbonden met de liefde van mensen voor mekaar. Waarop zullen wij geoordeeld worden ?
“Heb je hongerigen te eten gegeven ?”
“Heb je dorstigen te drinken gegeven ? Naakten gekleed … ?
“Alles wat je aan de minsten van de mijnen hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan !” (Mt. 25,40)
God geeft niet ons te eten. als we honger hebben … Hij lost onze problemen niet op. Hij wil gewoon dat we mekaar liefhebben.
En neen, uitgepuurd christendom betekent dus niet dat er een Almachtige is die ons liefheeft, voor ons zorgt, onze problemen oplost … maar wel dat wij ons als deeltje inpassen in het transcendente geheel als we lief hebben … en mekaar goede wijn schenken.