de Bezieling
Er zit iets raars in dat zinnetje: niet voor uzelf. Spontaan zou je denken dat Jurriaan er van uitgaat dat zij er zit voor hem. Maar neen, zij zit er voor God.
Daar zit ook een angeltje in het gras.
Als iemand goed is voor mij, niet voor mijzelf, maar voor God, lijkt het er op alsof hij een plicht vervult die zijn geloof hem oplegt. Koppel dit aan de overtuiging dat iemand zijn hemel moet verdienen door zijn gelovige plichten te vervullen … Gelovige “goedheid” kan een vorm van egoïstisch opportunisme zijn.
32Alle volken zullen voor Hem bijeengebracht worden en Hij zal ze in twee groepen scheiden, zoals de herder een scheiding maakt tussen schapen en bokken. 33De schapen zal Hij plaatsen aan zijn rechterhand, maar de bokken aan zijn linker. 34Dan zal de Koning tot die aan zijn rechterhand zeggen: Komt, gezegenden van mijn Vader, en ontvangt het Rijk dat voor u gereed is vanaf de grondvesting der wereld. 35Want Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven. Ik had dorst en gij hebt Mij te drinken gegeven. Ik was vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen, 36Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed, Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht, Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht. 37Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden en zeggen: Heer, wanneer hebben wij U hongerig gezien en U te eten gegeven, of dorstig en U te drinken gegeven? 38En wanneer zagen wij U als vreemdeling en hebben U opgenomen, of naakt en hebben U gekleed? 39En wanneer zagen we U ziek of in de gevangenis en zijn U komen bezoeken? 40De Koning zal hun ten antwoord geven: Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan.(Mt. 25, 31-40
Vandaag wil ik stilstaan bij de verwondering van de brave mensen als ze horen dat ze de Mensenzoon, koning, te eten hebben gegeven …
Hun vraag geeft aan dat ze goed zijn geweest, niét om God te behagen, maar gewoon uit bekommernis voor hun naaste.
Het klinkt misschien raar: maar het gaat niet om God, maar om de mens naast mij.
Wie God dient om in de hemel te komen, en daarom goed is voor zijn naaste, heeft het niet goed begrepen.
Of, om het nog eens raar uit te drukken: zelfs als ik in de hel zou komen door iemand te eten te geven, moet ik mijn brood delen. Het gaat niet om mij, maar om hém/zij/het (in deze ook al rare tijden).
Blijkbaar is de hemel een onverwacht geschenk voor wie lief heeft.
Voor de slechtdenkenden onder jullie: natuurlijk moet je het begrip hemel uit de tijd van Jezus vertalen naar de tijd van nu. Jezus denkt in termen van oordeel en hemel. Dat kan ook niet anders, want hij was een kind van zijn tijd en ook al gaat heel zijn boodschap er over dat we God niet moeten zien als een oordelende rechter, maar als een lief vadertje, toch spreekt hij nog over die rechter. God als rechter is hem vanuit een eeuwenlange traditie ingeprent. Het kan zijn dat hij nog niet helemaal is los gekomen van die traditie. Misschien heeft hij de verwoording van zijn boodschap hier aangepast aan het denken van zijn toehoorders. Ik weet het niet. Het maakt ook niet uit: zijn boodschap is duidelijk: onbaatzuchtige liefde brengt ons in de hemel; schenkt ons het geluk.
In het vervolg van de tekst gaat het over de mensen die niét te eten hebben gegeven … Hen wacht de hel. Of: wie alles voor zichzelf wil, kan niet gelukkig zijn.
Misschien moeten de mensen van onze huidige cultuur daar toch eens over nadenken. We leven in een tijd van consumentisme. “Genieten” van het leven is belangrijk. De boekskes leveren een constante toevoer van kook tips, lekkere restaurants … Genot gegarandeerd tegen een goed prijsje. Ik lees nergens in de evangelies dat Jezus iets heeft tegen genieten. Integendeel: op een bruiloft levert hijzelf de beste wijn. Maar wie zijn geluk zoekt in genot, zal het niet vinden.
Of, om in het beeld te blijven: Jezus vindt het geluk niet in de consumptie van de wijn, maar in het leveren er van: de dorstigen te drinken geven … al is water meestal een betere oplossing.
Ondertussen heb ik het wel niet gehad over wat er staat, maar over wat er niet staat. Ik had het over “U zit hier niet voor mij”, daar waar er stond “U zit hier niet voor uzelf, maar voor God”.
De bezinning over “mij” brengt wel meer inzicht over “uzelf”. U zit hier niet voor uzelf, ook niet voor mij.
Voor wie dan wél ? Voor God ? Dat stelt dan de vraag: wat heeft God er aan dat zij daar zit ?
Het antwoord is niet moeilijk: God gebeurt daar. God gebeurt waar liefde wordt beleefd.
Vers 36: … Ik was in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht.
In de gevangenis leert God zijn vrienden kennen.
Niet dom die Jurriaan !