God ?

Vorige week had ik het over het principe dat het geheel meer is dan de som van de delen en dat daarin het element verbinding essentieel is.

Ik gebruikte daarvoor de metafoor van bouwmaterialen die door verbinding een geheel gaan vormen: een huis.

Hoe verandert die hoop bouwmaterialen in een huis ?

Als het om een huis gaat is het niet moeilijk: er is een bouwheer, een architect …

Als het om een toneelstuk gaat: er is een schrijver, een regisseur …

Maar als het om de schepping gaat; om de kosmos; onze planeet … ?

Als ik het besef van de schepping als een geheel cultiveer, cultiveer ik een Godsbegrip.

Alstublieft, verlaat nu even het Godsbegrip zoals je het in de lessen godsdienst hebt geleerd; zoals je het in de kerken krijgt voorgeschoteld; zoals de frigide dogmatici in Rome het er bij ons hebben ingedrild. En voor de atheïsten: vergeet alles wat je er niet over weet.

Ik weet niets over dat “principe” … “element” … die “factor” …  die het geheel vormt. En ik kàn er niets over weten. Als er een geheel is, moét dat principe er zijn. Maar als deel is het voor mij onmogelijk om het te vatten.

Wie op het toneel staat kan nooit het geheel overzien.

Hij kan nooit tegelijkertijd zijn rol spelen en in de zaal zitten.

Ik heb dat principe, element, die factor een naam gegeven: God. Als ik aan God denk moet ik aan niets anders denken dan aan de vorming van het geheel.

Mensen hebben geprobeerd om zich toch een beetje beeld te vormen van “God”. Het weze hen vergeven. Ze hebben “God” menselijke eigenschappen toegedicht: God is “hij”, iemand; goed, rechtvaardig, barmhartig …

Het is neerhalend antropomorfisme.

Er is ook omhooghalend antropomorfisme: bijvoorbeeld als we een hond “trouw” noemen.

Maar een antropomorfisme is per definitie “fake”.

Als het je gelukkiger maakt om je goudvis een naam te geven, gun ik het je. Maar alstublieft doe het niet met God.

Alhoewel.

Juist doordat ik het allemaal besef, ga ik nadenken over mijn plaats en heb er nood aan om me een beeld te vormen van die plaats. Voor dat beeld heb ik enkel mijn menselijke vermogens.

God is niet iemand. Maar ik kan enkel over mijn verhouding met God spreken als ik aan “iemand” denk.

Ja, ik kan niet anders dan zeggen: “Hij” heeft de wereld geschapen.

Als ik daarbij in antropomorfisme blijf steken kom ik uit bij een Godsbeeld dat atheïsten terecht verwerpen.

Maar als ik van uit mijn antropomorfisme tot mythologisch en poëtisch denken kom, heb ik wel middelen om me uit te drukken; om over God te spreken. Als ik maar besef dat het stamelen blijft.

En zo kan Jezus God voorstellen als een “lief vadertje”.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *