De Morgen
De Block lanceert nieuwe vragenlijst om zieken beter terug aan het werk te helpen
Ik heb ooit een ietwat rare gast ontmoet die Selie heette. Dat was niet zijn schuld. Maar dat hij zijn zoon Peter noemde… Peter Selie is nogal wat geplaagd geweest met zijn naam. Maar zijn repliek was altijd: kan je niets originelers verzinnen ? Dat geldt ook voor mij als ik het over bouillon heb. Maar toch… Maggie De Block. ? Wat heeft haar ouders bezield om dat meisje met zo’n achternaam Maggie te noemen ? Het kan toch niet anders of Maggie, het bouillonblokje ligt voor de hand ? Op zich is dat nog onschuldig. Als ik dat zeg over een schattig mager meisje, kan het zelfs vertederend klinken. Maar ik zeg het niet over een blokje, maar over een uitpuilend blok. Dat wordt wel wat gemeen. Want ik doe daarmee ook denken aan het vetgehalte van bouillonblokjes en aan vetoogjes die op de soep drijven. Deze gemeenheid is ingegeven door intense verontwaardiging en woede over de rotzooi die dat mens in onze soep mengt. Ook nu weer met haar plannen voor re-activering van langdurig zieken.
Eerst en vooral haat ik het dat besparingsmaatregelen worden voorgesteld als goed voor de gewone burger. Daar is dat blok goed in. Maar het is een vorm van liegen. Als je het blok moet geloven zijn al haar maatregelen win-win situaties: de overheid kan besparen, en de mensen worden er beter van. Kan het duidelijker ? En toch laten de idioten er zich nog altijd aan vangen en is het blok een populaire politica.
Waar gaat het over in de zaak van de langdurig zieken ? Wie meer informatie wil kan surfen naar ABVV: Nieuwe re-integratieprocedure langdurig zieken
Ik wil duidelijk zijn: ik denk dat die vragenlijst op zich een goede zaak is. Maar ze is slechts een element in een groter geheel. En in dat geheel zie je overal de hand van het blok als verdediger van de belangen van de kapitalist.
Het aantal mensen dat langdurig ziek wordt, stijgt. En dat is een probleem voor de staat en de ziekenfondsen; voor de kapitalisten; en voor de werkers zelf. Het probleem voor staat en ziekenfondsen is financieel. Op zich is dat voor een beetje zakelijk aangelegde gewetenloze gemakkelijk op te lossen: verminder de uitkeringen. Daardoor vang je twee vliegen in één klap: je bespaart, en je verhoogt de druk op de werker om toch opnieuw aan de slag te gaan. Voor de kapitalist bestaat het probleem er in dat de terugkerende werker misschien minder rendabel zal zijn. Ook dat kan de zakelijke dienaar van het kapitaal oplossen, dit maal niet door te besparen, maar door de kapitalist een toelage te geven. Je ziet het al: van de ene kant besparen, van de andere kant meer uitgeven, is dat niet een beetje raar ? Zeker als je geld weghaalt bij de werkende, maar wél geld geeft aan de kapitalist. Maar neen, dat is raar voor jou en mij, maar niet voor het blok.
Het probleem voor de zieke is driedubbel: ook hier is er een financieel probleem, dat vooral nijpend is voor mensen met een laag loon doordat in dat geval zelfs een kleine verlaging van het inkomen al pijn doet. Een ander probleem voor de zieke bestaat er in dat omwille van de besparingen de staat hem tot nieuwe intrede op de arbeidsmarkt wil aanzetten, nog voordat hij er zich klaar voor voelt. Een derde probleem is het feit dat ook wie zich sterk genoeg voelt, daarom nog niet aan de slag kan omdat de kapitalisten huiverig zijn om hem terug aan’t werk te zetten.
In deze zaak heeft het blok fundamenteel gelijk: het is maatschappelijk onaanvaardbaar dat iemand die kàn werken, niet wil werken. Zo iemand heeft ook geen recht op solidariteit, want hij legt niet bij in de pot. Hij valt terug op liefdadigheid. Wie probeert om toch nog uit de pot van de solidariteit te eten, is een profiteur. En ik haat profiteurs. Ik heb dus geen enkel probleem met dat principe, al moet je natuurlijk altijd rekening houden met wat zo’n mens in zijn voorbije loopbaan al in de pot heeft gestoken. En daar schijnt het blok niet veel aandacht voor te hebben.
Maar in ieder geval stelt zich de vraag: hoe stellen we vast dat iemand 1. kàn werken, en 2. niet wil werken.
De vraag of iemand kàn werken kan enkel worden opgelost door een arts. Op dit ogenblik wordt de analyse van werkbekwaamheid gedaan door één arts van het ziekenfonds. Dat is onaanvaardbaar, al was het maar omdat het ziekenfonds betrokken partij is: het betaalt de uitkering van de zieke en heeft er dus alle belang bij om zoveel mogelijk zieken, zo snel mogelijk uit het systeem te werken. De vaststelling van werkbekwaamheid moet dus weggehaald worden bij de ziekenfondsen en terecht komen bij een multidisciplinaire, onafhankelijke instantie waarbij artsen, waaronder zeker de huisarts, de beslissende factor blijven, maar waarbij ze bijgestaan worden door psychologen en specialisten die op de hoogte zijn van de werk-situatie en werk-belasting waar de zieke naar toe zou georiënteerd worden. Dat het blok deze bevoegdheid toch aan één arts van een ziekenfonds toewijst is kwade trouw: ze bouwt daarmee een mogelijkheid van een vorm van corruptie in. En het is een vorm van corruptie die haar goed uitkomt.
De vraag of iemand wil werken, is moeilijker: hoe stel je iemands bedoelingen vast ? Daarvoor schakelt het blok het re-integratieproject in, waarbij objectief kan vastgesteld worden of iemand daaraan meewerkt of niet. Die piste lijkt me aanvaardbaar. Ik kan er zo dadelijk geen betere bedenken. Ook het re-integratieproject op zich is een goede zaak: terugkeer naar de arbeidssituatie kan voor iemand die langdurig ziek is geweest, een moeilijke zaak zijn. Maar misschien moet er hierbij meer aandacht komen voor de begeleiding, niet van de (ex-)zieke, maar ook van de werkgever. Het re-integratieproject zou in één project, zowel de begeleiding van de zieke, als van de werkgever moeten integreren, waarbij beide begeleidingen, mekaar bevruchten, en samen groeien naar een oplossing.
Bij de controle van de werkwilligheid in het re-integratieproject moet men er over waken dat deze controle zich niet beperkt tot simpele administratieve vaststellingen. Het niet invullen van een vragenlijst, of het afwezig blijven op een gesprek, zijn op zich niet voldoende om een gebrek aan werkwilligheid vast te stellen. Iemand die wel al aan de beterhand is, kan een dipje hebben, bijvoorbeeld door een tegenslag die niets te maken heeft met zijn ziekte, dat hem dan, eigenlijk onterecht, in de problemen brengt. Hier zou zeker de huisarts een belangrijke rol moeten spelen. Dat het blok aan administratieve nalatigheid dadelijk financiële sancties koppelt toont aan waar het haar om gaat: besparingen. Die besparingen worden gecamoufleerd achter een façade waarbij de sancties worden voorgesteld als een stimulans om terug aan het werk te gaan. Maar bij iemand die wél een reden heeft om even wat te weinig bij de les te zijn, is deze sanctie nutteloos: als die mens het niet kan, zal die sanctie daar niets aan veranderen. Het systeem leidt tot bestraffing van mensen die niet bestraft moeten worden, en dat is totaal onaanvaardbaar. Het blok is niet dom, en als ik dat weet, weet zij dat ook. Dat ze dat toch zo inbouwt in het systeem, is dus smeerlapperij. Of in haar geval: vetzakkerij.
Tensotte: als je sancties voorziet voor de werkonwillige, moet je ook sancties voorzien voor de ondernemer die onwillig is om een zieke terug aan te werven. Deze sancties moeten in verhouding zijn. Dat is in het systeem van het blok totaal niet het geval: de sancties zijn niemendalletjes voor de kapitalist, maar zwaarwegend voor de zieke. Ook in de controle op de naleving van de regelgeving is een enorme discrepantie: de zieke wordt constant grondig gecontroleerd. De controle van de kapitalist is een lachertje. Ook hier weer toont het blok haar ware gelaat: ze verdedigt de belangen van de kapitalist. Dat dit blok minister is van sociale zaken en volksgezondheid, is een grap, maar niet om te lachen.