Vlamingen zijn profiteurs

VRT NWS

Dertig procent meer Vlamingen vragen steun aan OCMW  

In 2017 hebben iets meer dan 97.000 Vlamingen aanvullende steun gevraagd bij het OCMW, tegenover een kleine 75.000 mensen in 2012. Aanvullende steun is steun die bovenop de uitkering of het loon komt en is geld dat het OCMW grotendeels zelf moet ophoesten. De steun wordt niet terugbetaald door de Vlaamse of federale overheid, zoals dat voor het leefloon wel gebeurt.

Op vijf jaar tijd is het aantal mensen dat aanvullende steun nodig heeft spectaculair gestegen.  En dit artikel geeft dadelijk ook de remedie: de minimumlonen en -uitkeringen moeten omhoog. Je moet geen genie zijn om dat te bedenken. Maar het is wel een bedenksel van een héél simpele geest.

Want nergens wordt de vraag gesteld hoe het komt dat het inkomen van die mensen te laag ligt. En als je daar geen benul van hebt, kan je er ook niets aan doen, en zal binnen nog eens vijf jaar het aantal aanvragen opnieuw spectaculair stijgen. En binnen tien jaar zijn er geen OCMW’s meer.

Dat mensen niet rond komen, heeft twee kanten: er is de kant van het inkomen, en de kant van de uitgaven. En uiteraard gaat het om de relatie tussen die twee.

De eerste vraag is: kàn je de minimumuitkeringen optrekken, als dat niet gebeurt met de  lonen ? Een eerste probleem dat zich dan stelt is dat er een beduidend verschil moet zijn tussen uitkering en loon want als de uitkeringen de lonen benaderen, valt voor veel mensen de stimulans weg om te gaan werken. Dat zou niet mogen zijn, maar in een kapitalistisch systeem waarin de arbeid voor de overgrote meerderheid van de werkers enkel een kwestie van inkomen is, is dat wel normaal. Of nog: als mensen enkel gaan werken om hun consumptie te kunnen betalen, heeft werken geen zin als ze die consumptie door uitkeringen kunnen betalen zonder te werken. Een tweede aspect is de betaalbaarheid van de uitkeringen. Die hangt in ons systeem af van de lonen. De werkenden dragen af voor de uitkeringen. Als de totale loonmassa niet groot genoeg is, is er te weinig geld voor de uitkeringen. 

De lonen moeten dus omhoog. Maar kàn dat ook ? 

In het kapitalisme is de kapitalist gedoemd om zo weinig mogelijk loon te betalen omwille van de concurrentie. Als die concurrentie zich afspeelt tussen ongeveer gelijkwaardige partners is het probleem misschien beheersbaar. Dat was het geval in onze economie na de tweede wereldoorlog. De concurrentie speelde zich grotendeels af binnen West-Europa. Maar door de globalisering is die tijd voorbij. Nu moeten we concurreren met, bijvoorbeeld, China. En de Chinezen komen op het terrein dat tot nu nog het onze was: de hoogtechnologische productie. Hun loonlast ligt veel lager dan de onze, en dus moeten onze lonen omlaag.

Het loonpeil wordt bepaald door de wet van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Als de lonen omlaag  moeten, betekent dat dat er méér aanbod van werkers moet komen. De demografische toestand met een laag geboortepeil maakt dat er aanvoer van werkers van buitenaf moet komen. Het kapitaal wil dus immigratie. Deze immigratie is dan een oplossing voor de kapitalist, maar de werker betaalt het gelag, want zijn loon daalt.

De loonmassa kàn dus niet stijgen. De roep van de OCMW’s voor het optrekken van het minimumloon is binnen het kapitalisme niet realistisch. Het enige wat misschien mogelijk is, is een verschuiving: een verhoging van de minimumlonen, betaald met een verlaging van de hogere lonen. Dat zou een mooie vorm van solidariteit zijn, maar ik vrees dat ook die niet realistisch is, want er is het andere luik van het grote plaatje: de kant van de uitgaven.

Je kan het probleem ook proberen op te lossen door aan die mensen te zeggen: pas je uitgaven aan aan je inkomen. Moét dat grote TV-toestel, die dure iphone, laptop, ieder jaar een reisje… ? Op zich zou dat geen probleem mogen zijn, want eigenlijk leeft ook de “gewone” arme bij ons nog in luxe, vergeleken bij de massa in de rest van de wereld. Onze armen hebben meer luxe dan de middenklasse in Afrika of Azië. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Want onze economie stort in mekaar als onze productie niet groeit. En door de concurrentie kàn ze ook niet anders dan groeien, want méér produceren op minder tijd maakt de producten goedkoper en vermits de concurrent dat ook doet, zitten we in het kapitalisme in een gestage en onvermijdelijke groei. Maar als de productie groeit, moet ook de consumptie groeien. Het kapitalisme kan dan ook niet zonder de reclame, een chronische hersenspoeling die ons wijsmaakt dat we niet gelukkig kunnen zijn, als we dit of dat niet hebben, en dus kopen. Aan mensen vragen om hun uitgaven aan te passen aan hun inkomen werkt dus niet omdat dat zou veronderstellen dat die mensen weerstand kunnen bieden aan die hersenspoeling. En als ze dat wél zouden kunnen, zou onze economie in mekaar storten bij gebrek aan consumptie.

We stoten hier op een van de fundamentele contradicties van het kapitalisme: het heeft consumptie nodig, maar kan de mensen niet genoeg loon geven om die te betalen. Alleen dat al zou voor een redelijk mens voldoende moeten zijn om dat systeem in vraag te stellen.

De minimumlonen zullen dus niet beduidend stijgen, zoals ook de gewone lonen niet beduidend kunnen stijgen (denk aan de voorbije staking over nog minder dan een notenpitje) En als de lonen niet stijgen, kunnen ook de uitkeringen niet stijgen. De OCMW’s blazen zeepbellen. En tot nu toe heb nog niemand ontmoet die ze doorprikt. Nu, dat hoeft ook niet: zeepbellen blazen zichzelf op. Spijtig dat het kapitalisme dat niet doet. Dat zal wel de wereld opblazen, maar niet zichzelf. Integendeel: een volgende grote oorlog is het enige middel voor het kapitalisme om te overleven. En het zal niet terugdeinzen om dat middel te gebruiken.

 

 

 

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *