De toekomstige staat als draagvlak voor solidariteit ?

Knack

‘Het is verbazend hoe ook vandaag nog de standenmaatschappij mee ons gedrag blijft beïnvloeden’

In hoeverre zijn wij bereid zijn onze welvaart en ons welzijn te delen om medeburgers die minder kansen genoten hebben een volwaardige gelijkheid te bezorgen’, vraagt Ludo Abicht van Vlinks.

In dit artikel van Abicht worden eigenlijk twee verschillende zaken besproken, die wel beiden te maken hebben met ongelijkheid. In zijn eerste deel heeft hij het over ongelijkheid die leeft in een bepaalde cultuur of die te maken heeft met het aangeboren menselijke egocentrisme, egoïsme en materialisme. In het tweede gedeelte gaat het over ongelijkheid in welvaart. In mijn commentaar bespreek ik enkel het tweede gedeelte. 

Ik hou wel van Ludo Abicht, en voel me als linkse Vlaming verwant met Vlinks. En ik ben het volmondig eens met zijn pleidooi voor solidariteit in de plaats van liefdadigheid. Maar ik stel me vragen bij zijn gebruik van het woord “medeburgers”.

De vraag is dan: is burgerschap – het deel uitmaken van een staat – een voldoende basis voor solidariteit ?

Solidariteit veronderstelt gemeenschap.

Zijn onze staten nog voldoende gemeenschap en worden ze nog voldoende als gemeenschap aangevoeld door de burgers ?

Om het gemakkelijk te maken stel ik het wat ongenuanceerd voor. Voor de negentiende eeuw waren staten gewoon grondgebied dat eigendom was van een dominante klasse of zelfs individuën of clans. Deze clans waren totaal niet geïnteresseerd in het denken van de onderdanen. Of die zich één voelden, interesseerde hen niet, als ze die onderdanen maar konden uitbuiten. Onder andere door de Franse revolutie veranderde de situatie: de eigenaar van het grondgebied, de koning, werd afgeschaft en de macht werd (althans in enige mate) aan het volk gegeven. Op dat ogenblik waren de gewone mensen niet meer een optelsom van individuën, maar werden ze een volk, een gemeenschap. De staten die op dat ogenblik ontstonden hadden er dan ook alle belang bij om dat gemeenschapsaanvoelen aan te wakkeren. Vandaar de nationale vlag, de nationale hymne, nationale feestdagen, enz. Later kwamen daar nationale voetbalploegen, en – bieren en – kazen bij… De mensen waren fier om Fransman of belg te zijn. Dat is natuurlijk nonsens, maar het systeem werkte en de belgen zingen nog altijd: oh dierbaar !! belgië, heilig land… wees ons doel in arbeid en in strijd… De natiestaat als gemeenschap liet na verloop van tijd dan ook de organisatie van solidariteit mogelijk, en zo ontstond onze sociale zekerheid.

Maar de tijd van de natiestaten is voorbij. Door de globalisering en meer nog door de migratie, kalft het gemeenschapsgevoelen af. De mislukking van de integratie van duizenden nieuwkomers verzwakt een staat als natie, en dus de basis voor solidariteit. Onze sociale zekerheid is enkel nog een juridische en wettelijke constructie waarvan het draagvlak gestaag afkalft.

Sommige staten zoals Polen, Hongarije… pogen de afbraak van hun natiestaat krampachtig tegen te gaan. Dat is een gevaarlijke zaak, want daardoor komen ze in conflict met andere staten, en we weten waar de natiestaten Europa gebracht hebben in de eerste en tweede wereldoorlog.

Op lange termijn is de poging van Polen, Hongarije…gedoemd om te mislukken.

De afbraak van de natiestaat is onvermijdelijk, en ik ben er blij om. Ter attentie van de mensen die zich ergeren aan mijn anti-belgicisme en flamingantisme: ik ben dus  niet enkel tegenstander van de belgische natie, maar ook van een Vlaamse natie. 

Ik denk dat het gezonder is als een staat niet meer krampachtig probeert om de bewoners te manipuleren om zich een te voelen, doch zich enkel bezig houdt met de kerntaken van de organisatie van een samenleving. Merk op dat het begrip samenleving niet samenvalt met het begrip gemeenschap. 

Daarmee valt de staat als grondslag voor solidariteit weg.

Verdwijnt daarmee de grondslag voor elke solidariteit ? Als we niet oppassen wel. De staat wordt dan nog een samenraapsel van individuën die enkel het eigen belang nastreven, en zich enkel verenigen voor de praktische organisatie van een aantal zaken die het individu niet kan beredderen. Daarom is het van levensbelang dat er binnen de staat gemeenschappen ontstaan. De ontwikkeling van gemeenschappen kan voor mijn part rond alle mogelijke thema’s draaien, van religie tot voetbal of volksdans. Deze gemeenschappen zijn dan de grondslag voor solidariteit. Daarbij stellen zich vele problemen die ik hier niet kan bespreken. Ik noem er slechts één: de schaalgrootte. Bepaalde aspecten van de solidariteit kunnen enkel als er een voldoende schaalgrootte is. Gemeenschappen zullen dus moeten samenwerken om die schaalgrootte te bereiken.

Ik weet het: dat is niet voor zo dadelijk. En ik steun de mensen die onze sociale zekerheid proberen te redden, ook al ben ik er van overtuigd dat die sociale zekerheid op lange termijn niet houdbaar is.

Maar ondertussen moeten wel nadenken over – en ons voorbereiden op een breuklijn op onze weg naar de toekomst. In mijn boek Eutopia (gratis te lezen en/of downloaden op deze website onder de rubriek publicaties) doe ik een poging daartoe.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *