Bezinning op zondag

Lucas 12,32-48

Weest niet bevreesd, kleine kudde: het heeft Uw Vader behaagd u het Koninkrijk te schenken. Verkoopt uw bezittingen en geeft aalmoe­zen; verschaft u beurzen die niet verslijten, en verwerft een onuitputtelijke schat in de hemel, waar geen dief bij komt en geen mot hem bederft. Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.’

Dit evangelie is een aanval op het kapitalisme. Ik ben dus een grote fan van deze pericope. Fervente voorstanders van het kapitalisme moeten dus niet verder lezen, want voorstanders van het kapitalisme zijn per definitie gebonden mensen die toch  niet openstaan voor een andere visie.

Klaarblijkelijk heeft Lucas hier een aantal verspreide verhalen bij elkaar gebracht omdat ze hetzelfde thema hebben. Dat thema is duidelijk: de rijkdom van de aarde is niet van ons. Jezus was een groene, lang voor Almaci of Calvo.

Neen, hier wordt geen kritiek gegeven op persoonlijk bezit en gepleit voor een doorgedreven gemeenschappelijk bezit. Dat soort ideeën was voor Jezus in zijn tijd gewoon niet denkbaar. Ik weet niet of hij in deze tijd wél voor gemeenschappelijk bezit zou gepleit hebben. Maar wat er ook van zij: de mens is niet de eigenaar van het goede van onze aarde. Hij is slechts een rentmeester die de opdracht heeft om dat goede fatsoenlijk te beheren waarbij het eerlijk moet verdeeld worden. Je kan het draaien of keren zoals je wil, maar dit is een vernietigende kritiek op het kapitalisme waarbij de kapitalist het als zijn levensopgave ziet om zoveel mogelijk voor zichzelf te vergaren. Deze onverenigbaarheid van rentmeesterschap en kapitalisme hebben onze groenen nog niet door.

Maar Jezus zou Jezus niet zijn, als hij niet nog veel radicaler zou doordenken. Want hij stelt uitdrukkelijk dat bezit niet gelukkig maakt. Of genuanceerder: gehechtheid aan bezit maakt niet gelukkig. En als je niet gehecht bent aan bezit, geef het dan weg. 

Waar uw schat is, zal ook uw hart zijn. Een fascinerende uitspraak. Toen ik ze de eerste maal overdacht, had ik de neiging om de zaak om te draaien: waar je hart is, zal ook je schat zijn. En dan begin je te filosoferen over je hart dat iemand lief heeft, zodat die je schat wordt. Ja, schat, ik hou van je ! Ja, schat, ik heb de afwas gedaan. Maar dat staat er niet.

Het is duidelijk dat Jezus hier twee mogelijke schatten ziet: de ene bestaat uit aards bezit, de andere is een schat in de hemel. Nu kan je je de hemel voorstellen zoals je wilt, of situeren waar je wilt, maar het is altijd de plaats van geluk. En die hemel blijkt hier samen te vallen met onthechting van dat aardse bezit zodat een mens het kan delen met anderen. Ja, om het in mythologische taal te zeggen, in de hemel zullen we niet allemaal op ons eigen wolkje zitten met ons persoonlijk engelslaafje om ons overvloedig te verwennen. Het geluk ligt niet in zijn voor zichzelf, maar zijn voor anderen. In het verhaal van het aards paradijs leren we dat God wil dat de mens gelukkig is. Daarom plaatst hij hem in een paradijs. Je kan dat als een opdracht zien: het is onze opdracht om gelukkig te worden. Maar Jezus leert ons dat we niet gelukkig worden door te streven naar ons eigen geluk, maar door te streven naar het geluk van de andere. Wie er naar streeft om een ander gelukkig te maken, zal het geluk er bij krijgen als een geschenk. Of nog: de boodschap komt altijd terug: God is liefde. Als we de goddelijke liefde als het hoogste beschouwen en betrachten zullen we het geluk vinden, of liever: krijgen. Ik zeg liever “krijgen” omdat vinden ook zoeken inhoudt…

Waar je schat is – de andere met wie je deelt – is je hart. Je hart is symbool voor jezelf. Je krijgt dan een beeld van de andere waar je echt bij bent. Een beeld van nabijheid…

Voor mijn part mag je het geluk van de hemel ook vervangen door “vrijheid”. Onthechting maakt vrij. Gehechtheid is onvrijheid. Wie zich hecht aan zijn bezit, is daar aan gebonden. Waar zijn bezit is, moet hij zijn. Waar zijn schat is, moet ook zijn hart zijn. Hij gaat en staat dan niet meer waar hij wil. Ja, het kan er op lijken dat juist de rijke vrij is en kan gaan en staan waar hij wil, maar als je daarop doordenkt is dat toch slechts oppervlakkige vrijheid.

De paters trappisten beloven trouw aan de grond van het klooster waar ze intreden. Normaal gesproken zullen ze die grond niet meer verlaten en daar begraven worden. Het is een doorgedreven beleving van de idee dat vrij rondstruinen over de aardkloot eigenlijk toch maar oppervlakkige vrijheid is. Tegelijkertijd getuigen die trappisten van een grote innerlijke vrijheid, die ook samen gaat met een sober en onthecht leven.

Ja, ik reis graag, en wil toch wat van de wereld gezien hebben. Dat heeft niets te maken met walgelijk plat liggend vegeteren op een strandlaken.  Niet iedereen is dan ook gemaakt voor het trappistenleven. Maar de kern van de zaak blijft. Laat me het concreet zo voorstellen: ook als ik door omstandigheden niet meer zou kunnen reizen, zou dat geen afbreuk mogen doen aan mijn geluk.

De idee van onthechting komt ook terug, bijvoorbeeld, in het boeddhisme. Al is het daar eerder negatief gedacht als vermijden van ongeluk, toch zijn er gelijkenissen. Maar in essentie is het boeddhisme egocentrisch: het streeft wél naar het eigen geluk. Dat je om te vermijden dat je ongelukkig wordt, conflicten met anderen moet vermijden, en dus een zekere vriendelijkheid moet betrachten, verandert niets aan dat egocentrisme. Dat is het verschil met het christendom. Zoals ik hierboven al stelde: in het christendom wordt de liefde, goedheid, vriendelijkheid… niet beleefd voor het eigen geluk, maar is echt op de andere gericht. Ik heb veel respect voor het boeddhisme, maar het christendom gaat dieper.

We moeten dus echt bewust goed nadenken over de vraag: wat laat ik mijn schat zijn. Want waar mijn schat is, daar ben ik. Daar ben ik mezelf.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *