Bedenksel op zondag

Godsdienst is ontstaan toen het beest mens begon te worden en zich er van bewust werd dat er krachten waren die het niet de baas kon. Vermits dat wezen toen ook begon te beseffen dat het een ik en persoon was, begon het, bijvoorbeeld donder en bliksem te verpersoonlijken. De goden waren geboren.

Al snel kwam dan ook de neiging om te pogen om die goden gunstig te stemmen. Dat kan je doen door ze iets te vragen – we noemen dat gebeden – maar je kan je vraag kracht bijzetten door ook aan de god te offeren. Hoe meer het offer je zelf kost, hoe gemakkelijker de god je gebed zal verhoren.

Op dat ogenblik is religie geboren, en dat is dus al heel lang geleden gebeurd, eigenlijk kan je het laten samenvallen met het ontstaan van de mens. Het is dus nogal primitief.

En dat primitieve heeft stand gehouden tot nu. De pastoors van Scherpenheuvel, Lourdes, Banneux, Beauring… leven van de kaarsen die de mensen offeren om gunsten te bekomen. Natuurlijk houdt die cultus enkel stand als er ook gunsten bekomen worden, en daarom hangen die tempels vol met krukken, maandverbanden en keramiekjes – ook daar hebben de pastoors weer aan verdiend -met dank voor de verhoring van de gebeden. Primitiever kan niet. Het is voor mij onbegrijpelijk dat dit primitieve nog altijd leeft in onze verwetenschappelijkte samenleving. Je zou verwachten dat de wetenschap dat soort ongein zou weggevaagd hebben – en dat heeft ze bij veel mensen ook gedaan – maar toch is er nog een domme massa die zich aan dat soort slappe kost overgeeft. Nu moet ik oppassen dat ik geen Nietzsche wordt en die mensen als slappelingen ga afschilderen. Het is wel slappe kost, maar daarom zijn die mensen nog niet slap. En als iemand uit dat geloof kracht kan putten, gun ik hem dat, en wil ik hem dat niet afpakken. Nu ben ik natuurlijk wel hypocriet, want door dit te schrijven, pak ik het hem af. Maar goed: Nietzsche verklaarde daarop god dood. Welnu, de god die hij doodverklaarde mag van mij morsdood zijn.

In Leuven is er een kerk waar nog al wat studenten af en toe binnenspringen om er een kaarsje te branden. Vooral in de examentijd krijgt die kerk studentenbezoek. Ik heb zo’n student gekend die diepgelovig ook aan kaarsenverbranderij deed in de hoop dat die hem zou helpen om te slagen. Hij buisde. Daaruit besloot hij dat god geen probleemoplosser is, en heeft hij nooit nog een kaarsje gebrand, wat hem niet belet heeft om in de volgende jaren telkens in eerste zit te slagen.

Er zijn nog al wat mensen die op die basis het geloof vaarwel zeggen. Ze hebben gelijk als ze dàt geloof vaarwel zeggen. Een aantal van hen willen toch nog vasthouden aan het idee van een god, en gaan dan over naar god als een kracht. Als je aan mensen vraagt: “bestaat god ?”, zullen een aantal je antwoorden: er moet toch iets zijn ? Er moet toch een kracht zijn die de heleboel op gang heeft gebracht en op gang houdt ? Als ze die kracht dan bij zichzelf als deel van het leven betrekken, gaan ze over van een gebed om de lotto te winnen, naar een gebed om de kracht om, het goede te kunnen doen. Welnu, ik heb geen kracht van buiten uit nodig. De kracht ligt in mezelf. Maar natuurlijk: als de idee van een god als krachtvoer je helpt om goed te zijn voor mij, zal ik je niet veroordelen omdat je die idee koestert.

Nog altijd in de sfeer van een god die ik nodig heb, ontstaat automatisch de vraag: hoe wil die god dat ik leef ? En zo komen we bij de geboden en verboden. Religieus gezien hebben ze dezelfde functie als de offers, maar er is iets nieuws in het spel gekomen: maatschappelijke betrokkenheid. Het gaat er dan om dat het geloof door de machthebbers gebruikt wordt om het handelen van de mensen te beïnvloeden. Soms met goede bedoelingen, zoals ik vorige week beschreef in het geval van Abraham en de mensenoffers, soms ook gewoon om hun macht te vestigen. Dat is van alle tijden. Naast het verhaal van Abraham, zijn ook de tien geboden een mooi voorbeeld: ze zijn ontstaan tijdens de jarenlange tocht van de Joden door de woestijn na hun vlucht uit Egypte. Het was een zooitje ongeregeld dat er op los moordde en neukte. Maar ze ontdekten dat ze daardoor hun kracht als volk afbraken, en dus werd moorden en er op los neuken verboden. De volksleider Mozes drukte die visie door met zijn stenen tafelen, door God van tekst voorzien.

Ook nu nog is die praktijk gangbaar als de staat ons gedrag wil sturen. Maar nu doet de overheid dat niet meer door beroep te doen op God, maar op onze hebzucht, zoals bijvoorbeeld met het rekeningrijden.

Ik heb nu al wat goden dood verklaard. Ik ben blij nu te kunnen aankondigen dat ook de god van de geboden en verboden dood is. Hij is vermoord door het christendom. 

Die god van geboden en verboden tiert wel nog levendig in de islam en het jodendom. De Joden kennen 613 leefregels. Wie god liefheeft probeert die te volgen. Natuurlijk is dat niet doenbaar, en dus vinden ze uit dat god een barmhartige god is.

Ook de islam wordt gekenmerkt door een sterk wettische inslag. Islamitisch gelovig zijn veronderstelt een trouw naleven van hallal, vermijden van haram, enz. Voor mij is dat dwaasheid. Maar dat wist je al. Dat het dwaasheid en achterlijkheid is, is erg, maar niet onoverkomelijk. Veel erger is dat het een perversie is van de werkelijke God. Islam en Jodendom maken de échte God onzichtbaar.

Nu moet ik niet hoog van mijn toren blazen, want ik ben ook lange tijd katholiek geweest, en de katholieke kerk kent er ook wat van als het gaat om wettisch gebazel. Geen haar op mijn hoofd dat er aan denkt om de katholieke kerk zo maar te verheffen boven islam of jodendom. Maar dat is het verschil: de islam en het jodendom zijn de islam en het jodendom, maar de katholieke kerk is het christendom niet.

Volgende week boom ik daarop verder en haal ik er de verrader Petrus bij. En dan moet er eindelijk ook serieuze praat verkocht worden.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *