Maakt arbeid gelukkig ? (1)

Doorbraak

Luc Nijs

Wat is er met ons arbeidsethos gebeurd?

Een pleidooi voor een andere visie op werk

Sinds een paar dagen geniet ik van een beetje vakantie. En zoals ieder jaar gaat dat gepaard met allerlei capriolen van ochtend- en avond/nachtwerk om de familie te ontlasten en toch te garanderen dat zakelijk alles soepel blijft lopen. Niet noodzakelijk leuk, wel nuttig en nodig. Het hoort er bij. Sommigen zouden zeggen ‘je hebt er zelf voor gekozen’. Nu hoor je mij niet klagen, het is nog steeds een aanzienlijke verbetering vergeleken met de 100-120 uren/week die de rest van mijn jaar kenmerken. Dat zouden persoonlijke reflecties gebleven zijn mocht ik niet in een lang en interessant gesprek zijn terecht gekomen met een Duits koppel verderop in de straat die er een huisje huurden

Ik kan Luc Nijs wel pruimen. Het is tenminste geen vakidioot die enkel nadenkt over zijn vak. In een aantal zaken heeft hij gelijk. Die ga ik hier niet bespreken.

Allereerst dit: hij heeft het over zijn drill-sergeant achtige discipline. Ook uit de rest van het artikel blijkt dat hij iemand is van het wilskrachtige type. Waar een wil is, is een weg. Zijn wilskracht heeft hem ver gebracht. Ik ken de man niet persoonlijk, maar het lijkt me iemand die “het gemaakt heeft”. En die dat gedaan heeft met grote inzet en vastberadenheid. Maar dan komt een fenomeen dat wel meer opduikt: als ik dat kan, waarom kan ook iemand anders het niet ?

En als iemand anders niet dezelfde inspanningen levert, kan het niet anders of hij heeft “niet genoeg zijn best gedaan”… Luc Nijs schijnt niet te beseffen dat niet iedereen tot grote wilskracht in staat is. Wilskracht kan je ontwikkelen. Maar zonder een bepaald dna heb je geen basis voor die ontwikkeling. Er zijn sterke mensen. En er zijn zwakke mensen. En voor die zwakheid moet je begrip en respect hebben. Het gaat er niet om om de lat hoog te leggen. Het gaat er om om de lat op een hoogte te leggen die aangepast is aan degene die er over moet. Binnen die aanpassing moet je ze dan wel zo hoog mogelijk leggen. Dat begrip voor de zwakkere mis ik in deze bijdrage van Nijs.

Maar hij heeft natuurlijk ook gelijk: de verzorgingsstaat heeft mensen gevormd voor wie de lat altijd te hoog ligt. Waarom zou ik keihard presteren als het niet nodig is, en de gemeenschap (de staat) een deel van mijn verantwoordelijkheden overneemt ?

Ik heb het er al over gehad in mijn vorige blogs over de vraag waarom het socialisme rake klappen krijgt.

Nijs heeft dus gelijk als hij pleit voor een andere arbeidsethos en een andere mentaliteit. Daarbij heb ik twee bedenkingen. Hij zegt dat we die andere mentaliteit moeten leren aan de jonge mensen. Maar als de oude mensen de verkeerde mentaliteit hebben –  waar Nijs van uitgaat – hoe kunnen ze dan de juiste mentaliteit leren aan de jongeren ? 

En kan je een mentaliteit wel “leren”. Misschien speel ik nu te veel op de woorden. Maar leren is een didactisch proces. Een mentaliteit aankweken, is een pedagogisch proces. Het is een fout die veel volwassenen maken als ze jongeren “op het goede pad” willen krijgen: ze leggen het uit. Maar woorden verwaaien in de wind. Opvoeding kan enkel gebeuren door de jongere in situaties te brengen waaruit ze kunnen “leren” en waarin ze aan zichzelf kunnen werken. Opvoeding bestaat er niet in dat een opvoeder werkt aan een jongere. Opvoeding bestaat er in dat een opvoeder een jongere de kansen biedt om aan zichzelf te werken.

Dat betekent dat die andere mentaliteit er enkel kan komen als de leefsituatie van de mensen verandert. We moeten af van de verzorgingsstaat. Dat betekent niet dat we mensen in armoede laten leven, maar wel dat we van mensen vragen dat ze verantwoordelijk zijn voor zichzelf. Inderdaad, een uitkering moet niet een automatische vanzelfsprekendheid zijn. Hierbij moeten we het onderscheid maken tussen ingrijpen bij armoede, en een uitkering die moet verdiend worden en een opstap is naar een nieuwe start en kans. Ik weet het, nu stoot ik veel linkse vrienden tegen de borst. Maar misschien wordt het duidelijk bij mijn tweede bedenking. Maar dat is voer voor morgen.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *