Terug naar animistische mythes ? Wij hebben beter !

MO*

Begijn Le Bleu

‘Hoe kan je de hemel kopen of verkopen? Of de warmte van het land?’

De illusie van onbegrensde groei

We moeten onze opvattingen over de menselijke superioriteit herzien nu de klimaatverandering en het daarmee gepaard gaande verlies aan biodiversiteit een harde noot worden om te kraken. Dat is volgens MO*columnist Begijn Le Bleu dé uitdaging voor de huidige en komende generaties. Dat dit gepaard moet gaan met de juiste zingeving en ethiek klinkt logisch, maar hoe doe je dat? Kunnen de animistische concepten van de zogenaamde inheemse volken ons hierbij helpen?

Begijn Le Bleu is een romanticus en zijn verhaal is pure romantiek van de slechtste soort. Als mens van goede wil is mijn eerste reactie: mooi ! Mijn tweede reactie: en dan ?

Met alle respect voor de animistische mythes en de mensen die ze vandaag nog vertellen, maar wil Begijn dat we gaan leven zoals de Indianen voor de immigratiegolf ze heeft uitgeroeid ? Je kan nu wel wat gaan zwijmelen over moeder aarde, maar zo mooi was het in die Indiaanse tijden nu ook weer niet. Ik heb graag Karl May gelezen voor ik aan Karl Marx begon, en van May herinner ik me toch wel dat de Indianen vreemde hobby’s hadden zoals het scalperen van vrienden van hun vijanden.

Waarom eigenlijk beroep doen op animistische mythes van vreemde culturen als we een schitterende en veel rijkere eigen mythe hebben in de vorm van het scheppingsverhaal en het verhaal van het aards paradijs.?

Natuurlijk is het scheppingsverhaal geen wetenschap. Het is dat ooit geweest, maar die tijd is al lang voorbij en enkel religieus imbecielen zien het nog als zodanig. Maar tegelijk met wetenschap was het wijsheid, en dat aspect van het verhaal heeft wél stand gehouden.

Neem nu de idee van een God schepper. Het maakt duidelijk dat niet de mens de schepper is en dus ook dat niet de mens de almacht – alle macht heeft over de schepping. De groenen ontdekken nu dat de mens niet boven de schepping staat, maar er deel van uitmaakt. Als ze het scheppingsverhaal fatsoenlijk gelezen hadden, moesten ze dat nu niet ontdekken. Het staat er al een paar duizend jaar te lezen.

Als in een verhaal een woord of zinnetje telkens opnieuw terugkomt, betekent dit dat het voor de verteller belangrijk is. In het scheppingsverhaal is dat: “en God zag dat het goed was”. Er staat niet dat het perfect was, want enkel God is perfect en dus kan de schepping niet perfect zijn. We moeten dus aanvaarden dat het fout kan lopen. Maar er staat wel dat het goed was. Vervang “goed” door “zinvol” en je komt in een grondig optimisme terecht: de schepping en het leven hebben zin – ook in moeilijke tijden. 

Natuurlijk kan ik die zin niet volledig doorgronden, precies omdat ik God niet ben en deel uitmaak van de schepping. Wie meespeelt in het toneel kan het niet in zijn totaliteit zien. Een toneelspeler moet vertrouwen hebben in zijn regisseur, Maar juist dat is een kracht: ook als ik even de zin niet meer zie, is die er wel nog, juist omdat hij niet helemaal van mij afhangt.

God laat de dieren voor de mens paraderen en de mens mag/moet ze een naam geven. Een naam geven betekent dat je gezag moet uitoefenen, maar ook dat je verantwoordelijk bent. Ouders geven hun kind een naam. Daarmee geven ze aan dat het hun kind is, maar ook dat ze de verantwoordelijkheid aanvaarden voor de groei van dat kind. Ja, de mens mag dus heersen over de schepping, maar dit heersen houdt ook respect en dienstbaarheid in.

God plaatst de mens in de tuin van Eden om die te bewaken en te bewerken. Bewaken betekent: ongeschonden bewaren. Werken in de tuin betekent: dienstbaar maken, maar ook verfraaien. 

Als de mensheid dit verhaal ernstig had genomen, dan zouden de groenen nu niet bestaan. Ze zouden niet nodig zijn.

Dit verhaal is rijker dan de animistische mythes omdat het meer plaats biedt voor een actieve rol van de mens. Je kan het draaien of keren zoals je wil: de mens kàn heersen over de aarde, en heersen over de aarde zit in de natuur van de mens. Maar dit verhaal geeft dit heersen een diepere betekenis waarin respect centraal staat, precies omwille van de rol van God waardoor de mens moet zeggen: ik ben God niet. We hebben God afgeschaft. We zien wat er van komt.

De tuin van Eden is een aards paradijs. Een paradijs is een plaats waar de mens gelukkig is. Aards betekent dat de mens op deze aarde gelukkig moet zijn. (Vergeet de hemel ! ) Bij dit geluk hoort het werken in de tuin. Arbeid hoort bij geluk. Arbeid, op de juiste manier beleefd, maakt een mens gelukkig. Hoe komt het dan dat we arbeid zo dikwijls als een last zien ? Het verhaal geeft daar een antwoord op: de mens wordt door de zondeval verdreven uit het aards paradijs en moet vanaf dan zijn brood verdienen in het zweet “zijns aanschijns”. Er is iets gebeurd dat maakt dat het bewerken van de aarde – het heersen over de schepping – verkeerd loopt. Als we die zondeval begrijpen, kennen we ook de weg die we moeten gaan om de milieuproblemen aan te pakken.

Maar dat verhaal van de zondeval is voor volgende zondag.

PS Wie het verhaal wil lezen, kan naar Genesis 1 e.v.

Ik kan hier geen historisch tekstkritische exegese geven, maar merk op dat er eigenlijk twee verhalen zijn en dat die verhalen zelf  een aantal verschillende verteltradities uit verschillende tijdperken door mekaar mengen. Het is dus eigenlijk een slecht gemaakte compilatie waarbij het de auteur niet om te doen was om een mooi waar verhaal te vertellen, maar wel om elke zin die hij in de verschillende verhalen waardevol vond zeker in zijn tekst te verwerken.

 

 
 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *