Het verhaal van de zondeval

Vooraf: het gaat over een mythe. Niets van wat beschreven staat is echt gebeurd. Maar zelfs als je er van overtuigd bent dat er geen goden bestaan, bevat de mythe inzichten over natuur en mens. Aan jou om te oordelen of die inzichten de moeite waard zijn.

In mijn blog van vorige zondag heb ik al aangetoond dat we de animistische mythes niet nodig hebben. We hebben in het bijbelse scheppingsverhaal een mythe die minstens evenwaardig is. 

Vandaag wil ik doordenken over deze mythe en de inzichten die ze ons geeft.

Ik beken: ze is ontstaan in een tijd waarin het patriarchaat een evidentie was. God schept de mens en de mens is een man. Omwille van de eenzaamheid van de mens schept God ook de vrouw. Mannin zal zij heten. En ze zijn gemaakt voor sex. Maar er is wel iets raars in dit verhaal. Want daarna komt de zondeval. Een van de gevolgen van de zondeval is dat de man zal heersen over de vrouw. In de paradijselijke toestand waarin God de mens plaatst is die heerschappij er dus niet. Dat de man over de vrouw heerst is niet Gods wil, maar een gevolg van de zonde. Dat alleen al maakt het interessant om te weten waarin die zonde eigenlijk bestaat.

In het Aards Paradijs staat een boom wiens vruchten de mens niet mag eten, want dan zal hij kennis krijgen van goed en kwaad. Goed en kwaad vallen voor veel mensen samen met gehoorzaamheid aan regeltjes. Maar eigenlijk gaat het om geluk en ongeluk. Als de mens dus wil eten van die boom, betekent dit dat hij wil weten waar zijn geluk ligt. Het betekent het ontstaan van het streven naar geluk, en daarmee van het egoïsme. 

God wil dat de mens gelukkig is, maar niet dat hij streeft naar geluk, want precies dat maakt hem ongelukkig. Geluk is geen gevolg van geslaagd streven, maar iets wat je krijgt.

Voor de zondeval leven de man en de vrouw in volmaakte harmonie met mekaar. Ze zijn naakt, maar beseffen dit niet eens. Naaktheid betekent kwetsbaarheid. Precies door die harmonie is kwetsbaarheid een onbekend gegeven en dus bestaat er ook geen naaktheid. Maar als egoïsme de kop opsteekt ontstaat er ook kwetsbaarheid en dus naaktheid. Het verhaal vertelt dat na de zonde naaktheid een probleem wordt. 

En zo wordt sex, oorspronkelijk een paradijselijk gegeven, iets wat verbonden geraakt met zondigheid en egoïsme. Het orgasme als intense genotservaring is altijd een moment van op zichzelf gericht zijn. Sex kan niet meer een daad van pure liefde zijn. Ik kan een ander niet strelen zonder mezelf te strelen. Als mijn vingertoppen strelen, worden mijn vingertoppen gestreeld.

God plaatst de mens in de tuin van Eden om die te bewerken. Arbeid maakt deel uit van het harmonieuze leven van man en vrouw en van hun geluk. Maar als de mens gaat streven naar geluk, naar zijn eigen geluk, wordt de harmonie doorbroken en krijgt arbeid dus een ander karakter. Wat in de tuin een element van geluk was, wordt nu een last. “In het zweet uws aanschijns, zult ge uw brood eten”. Egoïsme, eigenbelang compromitteren de arbeid en veranderen arbeid van bron van geluk in bron van ongeluk. Arbeid kàn gelukkig maken als arbeid anderen gelukkig maakt.

En tenslotte leidt de zondeval tot het bekende zinnetje: “Stof en as zijt ge en tot stof en as keert ge terug. Ge keert terug tot de grond waaruit ge genomen zijt.” In het verhaal wordt niet aangegeven dat Adam en Eva het eeuwig leven zouden bezitten en niet zouden sterven. Er is een passage die wijst op het tegendeel: sterven maakte deel uit van de paradijselijke toestand. Dat lijkt ons gewoon ondenkbaar. Maar als je mensen ziet sterven die zich hebben verzoend met de dood, omringd door geliefden, krijg je misschien toch een beeld van dat paradijselijke. Die verzoening met de dood betekent dat de mens zich niet meer vastklampt aan zichzelf. Hij laat zichzelf en zijn drang naar eigen geluk los op een ultieme en definitieve manier. Ziet hij precies daardoor een glimp van het paradijselijke geluk, van de hemel ?

Ik weet niet of er een leven is na de dood. Maar als ik het paradijsverhaal goed lees betekent goed sterven wel dat ik naar de hemel ga.

Zoals alle mythes vraagt het paradijsverhaal meditatie en overweging. Maar dan geeft het wel waardevolle inzichten. Het leert me dat het paradijs onbereikbaar is. Terugkeer naar het aards paradijs is voorgoed uitgesloten. 

Erfzonde betekent niet een erven van generatie op generatie, maar wel dat het streven naar eigen geluk nu ingebakken zit in de menselijke existentie. Niemand kan dit streven totaal uitschakelen. Maar het parardijsverhaal is tegelijkertijd ook een oproep. Het wekt bij de mens een verlangen en geeft een weg aan om stappen te zetten richting paradijs. Die weg is de weg van de liefde.

Liefde valt dus niet samen met opoffering. Als ik iets opoffer om een ander gelukkig te maken, ben ik eigenlijk nog met mezelf bezig. Iets opofferen is een overwinning op mezelf. Liefde overwint niet.

En zo geeft het paradijsverhaal inzicht in de verhouding man – vrouw, sex, arbeid, sterven, en vooral: geluk.

Het scheppingsverhaal dat ik vorige week heb besproken gaf ons inzicht in de verhouding van de mens met zijn aarde, met de dieren. Het leerde ons dat de mens wél mag “heersen” over de aarde, maar dan met respect en met verantwoordelijkheid, precies omdat er een schepper is.

Het bracht een grondig optimisme over de zin van het bestaan – ook van de mens.

Als ik de twee verhalen van schepping en paradijs samenbreng, krijg ik een ongelooflijk rijke mythe, een onuitputtelijke bron voor bezinning.

Op een of andere manier is de moderne mens het contact met deze mythe kwijt geraakt. Het zal wel zijn dat het slecht gaat met onze wereld !

PS Wie het verhaal wil lezen, kan naar Genesis 1 e.v.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *