Ijdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid. Alhoewel.

Trouw ( Nl )

Bas Roetman

De zin van theoloog Frits de Lange: ‘Je vergaart wijsheid als je niet meer voortdurend werkt aan je ego’

In tijden van corona vertellen mensen over hun persoonlijke leefregel of een inspirerende zin. Vandaag de zin van theoloog en schrijver Frits de Lange

Vanitas vanitatum, omnia vanitas !

Ijdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid. 

Zo begint het boek Prediker van het Oude Testament. De Prediker leefde ongeveer drie eeuwen voor Christus. Het boek hoort tot de wijsheidsliteratuur.

“Ijdelheid kan slaan op het verlangen om mooi, sterk, goed… gevonden te worden. Bij de Prediker heeft het woord een andere betekenis. Je kan het vervangen door “ijlheid”. Frits de Lange spreekt in zijn interview over “flinterdun”.

Als kind kon ik niet tegen verlies. Bij de scouts speelden we dikwijls een spel waarbij je achter je riem op je rug een lint moest hangen. Het ging er dan om om dat lint achter de rug van je tegenstrever te pakken te krijgen. Bij het begin van het spel kreeg je vijf “levens”. Als je je lint verloor, moest je een “leven” afgeven aan de winnaar. Wie alle levens had verloren was dood. Voor hem eindigde het spel. Wie op het einde het meest levens had, was de winnaar. 

Ik was nooit winnaar, noch verliezer.

Na het spel leverde ik mijn vijf levens weer in. Dat was niet moeilijk: bij het begin van het spel verstopte ik me in een gracht onder wat takken en kwam er niet uit voor het eindsignaal. Het was voor mij ondenkbaar dat ik een leven zou verliezen.

In mijn zestiende besefte ik hoe onnozel het allemaal was en nam de beslissing om me geen zorgen meer te maken over winnen of verliezen. Of anderen me al dan niet als “loser” zagen mocht me niet meer interesseren. Belangrijker nog: ook hoe ik over mezelf dacht, werd de laatste van mijn zorgen. Of althans, dat probeerde ik. 

Door dat gedoe met lintjes en levens werd het er bij de scouts ingepompt: het leven is een strijd. Een strijd ? Neen, het leven is geen strijd. Wat is het dan wel ?

In die tijd rolde ik van de ene verliefdheid in de andere. Soms was ik op twee meisjes tegelijkertijd verliefd. Dat kon heftig zijn. En ik dacht dat verliefdheid liefde was.

Ook toen verloor ik mijn geloof. Ik ben diep gelovig opgevoed en heb als kind veel gebeden. Ik heb daar geen spijt van, want bidden is ook een vorm van inkeer – van in je eigen binnenste treden. Als dat goed gebeurt, vergroot het je innerlijke rijkdom.

Maar bidden was vertrouwen op God. Vragen om te krijgen. Eerst voor jezelf. Innerlijke groei leidde tot niet meer vragen voor jezelf, maar voor anderen. En ik ben er in getrapt: al die onzin die ze verzonnen om maar te verklaren dat je niets kreeg: je had niet genoeg gebeden; niet hard genoeg geloofd; God beproefde je om je sterker te maken… Maar aan dat kinderlijke geloof kwam een einde en ik kieperde het beeld van God, de probleemoplosser die je in de steek liet, in de vuilbak van mijn leven. Voor nogal wat mensen betekent dit proces het einde van hun religieus zijn: vertrouwen op God is voor onnozelaars. Ze hebben gelijk, al kijk ik niet neer op mensen die kracht vinden in vertrouwen op God.

Een charismatische godsdienstleraar bracht me op een ander spoor. Hij mocht natuurlijk de klassieke leer van toen niet tegenspreken. Maar hij hechtte er geen belang aan. Weg met de godsdienst van geboden en verboden. Weg met de cultus van het offer. Weg met hemel en hel… Er is slechts één echte boodschap: God is Liefde.

Onze God is geen dwingende God; geen geschenkengevende God; geen probleemoplossende God. Hij is een oproepende God. En Hij roept niet luid en opdringerig. Hij fluistert. Je moet je oren spitsen om zijn roep te horen. Je moet je daarin oefenen. Zo ontdekte ik spiritualiteit.

Die God roept op tot Liefde. Onvoorwaardelijke Liefde. Liefde voor de mens die geen Liefde verdient, voor de arme, de lelijke, de nutteloze… dus ook voor jou !

Als God, de Hoogste, oproept tot Liefde, is Liefde het hoogste in het leven…

Als je iets wil betekenen voor een ander, moet je bereid zijn om te geven. Om te kunnen geven moet je iets te geven hebben. Daarvoor heb je talenten gekregen. Die talenten kan je ontwikkelen. Als Liefde het hoogste is, moet je er dus alles aan doen om je talenten te ontwikkelen.

Neen, je moet niet trainen om de beste of de sterkste te zijn. Je moet niet studeren om later veel geld te verdienen. Je moet trainen en studeren om meer te kunnen betekenen voor anderen, voor de samenleving; om alles te kunnen betekenen wat jij kàn betekenen.

Het leven is geen strijd, maar het is een spitsen van je oren en het beantwoorden van een oproep. Het is geen concurrentie. Het is liefhebben om samen gelukkig te zijn. Met één ander. En met alle anderen.

Terzijde: voor wie geregeld mijn blogs leest: je herkent hier de oorsprong van mijn afkeer voor het kapitalisme.

En neen: op zich heb ik geen religie – noch Jezus, noch Boeddha – nodig voor dit soort “sociale” inzichten.

Maar hoe diep mijn overtuiging ook is, en na zoveel jaren proberen, moet ik vast stellen dat ik er nog altijd niet ben.

Nog altijd zit in mij iets dat de andere als een concurrent ziet. Nog altijd doe en zeg ik dingen om gewaardeerd te worden. Nog altijd speelt mijn ego me parten. Als ik niet oppas ga ik de liefde relativeren. Zelfs als ik oppas, doe ik dat. Als ik ’s avonds mijn dag overloop besef ik dat ik het weer eens “vergeten” ben… Dat ik vergeten ben wat het Allerhoogste is. God is nog niet genoeg aanwezig in mijn leven. Ik spits mijn oren nog niet genoeg.

Neen, ik heb God voor niets nodig. Behalve om echt en volledig mens te zijn.

Niet dat dit me ooit helemaal zal lukken. Het moet ook niet: ik ben God niet.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *