De perversie van de Olympische Spelen

Grenzeloos

Dave Kellaway

Heb je de Olympische Spelen gezien?

Zo kort na de grote impact die het Europese kampioenschap voetbal hier heeft gehad, is het interessant om na te denken over de Olympische Spelen, de ideologische betekenis en functie ervan

Wat een grenzeloos gelul ! Ik begrijp niet hoe een website als Grenzeloos dit kan publiceren. Grenzeloos neemt dit over van “Anti Capitalist Resistance“. Welnu, veel antikapitalisme  vind ik hier niet terug. Als je de Spelen wil benaderen vanuit antikapitalistisch standpunt is concurrentie hét thema. 

De Olympische spelen zijn een hoogmis van de concurrentie. De concurrentie wordt verheerlijkt en de winnaars krijgen een quasi goddelijke status.

Natuurlijk wordt er nadruk gelegd op fair play en de beelden van deelnemers die mekaar na afloop omhelzen ontroeren de mensen. Een en ander maakt de concurrentie aanvaardbaar en zelfs mooi om naar te kijken.

Mensen identificeren zich met de sporters. Dikwijls hoor je na een wedstrijd zeggen: “wij” hebben gewonnen. Maar dat betekent ook dat in de geest van de mensen concurrentie wordt gecultiveerd. De sport maakt mensen concurrentie-bereid. 

Ik hoor het tegenstanders in discussies dikwijls zeggen: wat is er mis met concurrentie ? 

Ik geef toe: concurrentie zit ingebakken in de mens. Het leven zit vol met situaties waarin de ene zijn brood de andere zijn dood is. Als ik “samen” met anderen solliciteer voor een job, zal er een winnaar en een verliezer zijn. Gelukkig gaan de meeste concurrentiesituaties in het leven niet over leven of dood. Daarin overdrijft de uitdrukking “de een zijn…” Wat er ook van zij: als het leven me in situaties brengt waarin het gaat om hem of mij, kàn ik niet anders dan een mentaliteit van concurrentie ontwikkelen. Iemand die altijd goedwillend opzij gaat voor een andere, wordt een sukkelaar. Wie daarbij ook nog verantwoordelijk is voor partner en kinderen, heeft zelfs het recht niet om zich zo maar te laten doen. Ze heten dat assertiviteit.

Nu kan ik me een samenleving indenken (zie mijn boek Eutopia) waarin die situaties veel minder voorkomen. Maar ze zullen nooit helemaal uitgesloten zijn.

In ieder geval is het zo dat we op dit ogenblik niet in zo ’n samenleving leven. Als je naar de wereld kijkt over een verloop van eeuwen, dan zie je wel samenlevingen waarin samenhang belangrijker was dan innerlijke concurrentie, maar die samenlevingen stonden dan weer in concurrentie met naburige andere samenlevingen. (Stammen). De huidige geglobaliseerde wereld zit vol met concurrentie-situaties en dus kàn het niet anders of de mensen ontwikkelen een mentaliteit van concurrentie. De mens is zoals hij is. Ik kan niet doen alsof de mens géén concurrentieel wezen is.

Daarbij kan je niet ontkennen dat iedere mens min of meer getroffen is door hebzucht, genotzucht, eerzucht, drang naar aanzien. In iedere relatie, ook die van een koppel dat zijn levens aan mekaar gekoppeld heeft, is er een machtsverhouding.

Maar er is een verschil tussen de werkelijkheid erkennen en ze zo maar aanvaarden. Ik moet de mens als concurrentieel erkennen. Maar moet ik daarom vinden dat het zo moét zijn ? Moet ik het goéd vinden ? Is het niet eigen aan de mens dat hij probeert zijn wereld te verbeteren ? 

Dikwijls worden zogenaamde wereldverbeteraars belachelijk gemaakt. En natuurlijk: wie de pretentie heeft om de hele wereld als geheel te verbeteren maakt zich belachelijk. Maar de wereld verbeteren op zich is niet belachelijk. En wie er in slaagt om zelfs slechts een heel kleine wereld rond zich te verbeteren, heeft al de hele wereld verbeterd. De ene mens heeft daartoe meer mogelijkheden dan de andere. De ene mens zal tevreden moeten zijn met een klein wereldje te verbeteren. Een andere zal een wat groter wereldje kunnen verbeteren. Als iedereen zijn zo groot mogelijke wereld verbetert, zijn we al een eind op weg. De rotzooi ligt bij de mensen die véél mogelijkheden hebben en een groot stuk van de wereld zouden kunnen verbeteren, maar het niet doen. De echte smeerlappen maken die wereld dan nog slechter. De ergste worden president van de VS.

Evenementen zoals de Olympische Spelen verminderen de concurrentiementaliteit niet. Ze cultiveren ze en staan daardoor totaal in dienst van het kapitalisme. Dat zou ook zo zijn zonder al het geld dat er rondgaat; zonder de commercialisering; zonder de door en door perverse reclame.

Een mens heef nood aan sport en spel. Maar laat dat zich beperken tot de keukentafel en de sportploegen van het dorp. En schaf de beroepssport af.

Tot nu had ik het over de individuele mens.

Maar het gaat ook over het nationalisme: over de mens in stamverband. De Olympische spelen verheerlijken en cultiveren ook de concurrentie tussen gemeenschappen, naties, staten…

Ook dat staat in dienst van het kapitalisme. Het kapitalisme gaat economisch over concurrentie tussen individuen of bedrijven. Maar in een eerdere blog heb ik al aangegeven dat oorlog inherent is aan het kapitalistische systeem. Het kapitalisme kàn niet zonder oorlog, met om de zoveel tijd ook een grote oorlog. Dat is logisch: als de motor van het systeem de concurrentie is, kàn de concurrentie niet beperkt blijven tot individuen. Kapitaal is niet enkel een kwestie van bedrijven, maar ook van naties. Ook in een geglobaliseerde wereld met al zijn verwevenheden, valt het Amerikaanse grootkapitaal niet samen met het Chinese… En dus krijg je inderdaad ook concurrentie tussen naties, staten… De logische uitloper van die concurrentie is de oorlog.

Nu zijn Olympische Spelen natuurlijk niet altijd een rechtstreekse voorbereiding op een oorlog zoals met de spelen in Berlijn in 1936. En evenmin bereiden de huidige Olympische Spelen ons voor op een oorlog met Nederland, niettegenstaande de belachelijke commentaren in de kranten die er op wijzen dat Nederland veel meer medailles behaalt dan belgië. Maar ze wekken wél nationalistische gevoelens, en dat maakt het gemakkelijker om die te misbruiken in voorbereiding van een oorlog.

Bij wijze van uitsmijter: in belgië worden de Olympische Spelen natuurlijk ook misbruikt om het “tous ensemble” gevoelen van “unité te voeden om het vaderland te redden van de snode fascistische Vlaming. Het grappige daarbij is dat op enkele uitzonderingen na de prestaties worden geleverd door atleten die gesteund worden door Vlaanderen. Wallonië geeft zoals zo dikwijls niet thuis. Die krantencommentatoren moeten Nederland dus niet vergelijken met belgië, maar met Vlaanderen. Zij weten dat even goed als ik, maar zwijgen er in alle talen over, want dat zou niet passen in hun misbruik van de Spelen voor de redding van belgië en zijn grootkapitaal, verbonden met het koningshuis.

Maar rechtuit gezegd: van de prestatie van Nina Derwael heb ik wel genoten !

PS. Je kan Eutopia gratis lezen en/of downloaden, ook in ebookformaat op deze website onder de rubriek Publicaties.

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *