Sport als dienstmaagd van de macht en het grote geld

MO*

John Vandaele

Is er nog ruimte voor lokale en sociale sport?

Sport als dienstmaagd van de macht en het grote geld

Politici hebben altijd geprobeerd sport te gebruiken om het blazoen van hun land op te smukken. En de sport benut op haar beurt haar goede politieke contacten om zoveel mogelijk haar eigen boontjes te kunnen doppen. Sport komt ook steeds meer in de greep van het grote internationale geld. Is er nog ruimte voor sport die lokaal wordt aangestuurd, ten bate van de gemeenschap

Dit artikel op MO* legt mooi de rotzooi bloot die de “grote” sportwereld geworden is.

Of het nu gaat om sport als nationalistisch propagandamiddel of als commercieel product: het is en blijft rotzooi.

Waar dit artikel het niet over heeft is de reclame. Reclame betekent nog meer rotzooi.

Supporters betekenen voor een grote club niets meer als supporter. Ja, ze kunnen iets betekenen voor de sfeer in het stadion en dus ook voor de sporter, maar ook dat staat in dienst van de reclame: je hebt natuurlijk de reclame die opbrengt door uitzendrechten, maar er is ook de reclame op en naast het veld, zonder supporters langs het veld zijn er geen mensen die de reclame zien of horen. Zonder supporters verliezen ook de TV-uitzendigen aan aantrekkingskracht. Daarom werden tijdens corona kunstmatige beelden en geluiden van supporters gemonteerd op de uitzending.

De supporters zijn belangrijk voor de reclame. En op die manier ook voor de financies van de club. Voor De Witte, voorzitter van AA Gent, is het dus belangrijk dat ze er zijn als voer voor de reclame, maar voor de rest moeten ze hun mond houden en de commerçanten hun ding laten doen.

Dat moet niet verwonderen, want zo ’n sportclub is een bedrijf en er zijn weinig bedrijven waarin het werkvolk medezeggingschap heeft in de leiding van het bedrijf.

Het is dan maar de vraag of dat zo moét zijn ?

Ja natuurlijk hebben die sportclubs een sociale functie: ze laten jongeren toe om via hun talent voor sport op te klimmen op de sociale ladder. Ik zal nu maar niet beginnen over het feit dat ik die ladder al niet wil. Als er een ladder is, blijven er mensen onderaan hangen.

Een goede jeugdwerking geeft kansen tot gemeenschapvorming en kan een belangrijke factor zijn in identiteitsvorming en opvoeding in het algemeen.

Supporters identificeren zich met hun sporthelden – “Wij” hebben gewonnen ! – en zo krijgen ze toch een beetje een gevoelen van winnaar te zijn. Dat hebben ze nodig omdat ze in het gewone leven natuurlijk verliezers zijn. Tegelijkertijd is de wedstrijd ook een uitlaatklep voor alle agressie die het leven als verliezer heeft opgebouwd.

Tegenwoordig krijgen meer en meer stadions de naam “Arena”. Die benaming verwijst rechtstreeks naar de arena’s van de oude Romeinen uit de tijd van brood en spelen. Die brood en spelen waren wél eigen aan een beschaving in decadentie. De tienduizenden in de arena’s van vandaag moeten tot nadenken stemmen bij wie me tot nu toe nog geen gelijk heeft gegeven als ik beweer dat we in een decadente beschaving leven.

De hele zaak is dus totaal verziekt.

En toch ben ik voor sport. Wat ik zegde over een goed jeugdwerking met gemeenschapsvorming en identiteitsvorming is natuurlijk positief. Dat die identiteitsvorming dikwijls ook verloopt via identificatie met een voorbeeld is een normale zaak. Het is goed dat jongeren positieve voorbeelden ontmoeten.

Dat volwassenen die identificatie nog nodig hebben is natuurlijk geen goed teken. Het is een teken van onvolwassenheid.

Ik wil sport ook positief zien als een vorm van ontspanning, zeker voor de beoefenaar, maar ook voor de supporter.

Maar dat doet natuurlijk de vraag stellen of het nog wel echt ontspanning is ? Ik zie toch weinig lachende gezichten op het veld, wél verbetenheid, wél spanning. Het verdriet van de verliezer lijkt me niet echt ontspanning. En de aan belachelijkheid grenzende ontlading van de hossende winnaar is een reactie op een geweldige spanning. Voor mijn part ook een ongezonde spanning.

Maar goed er zijn dus ook positieve kanten aan sport en die moeten we zeker toelaten en zelfs bevorderen in onze samenleving.

Maar wil iemand me eens uitleggen waarom er daarvoor beroepssport nodig is ? Zowat alle nadelige factoren in de huidige sport zijn het gevolg van het feit dat ze beroepssport is.

Gaan wedstrijden minder spannend zijn als de sporters niet dag en nacht er mee bezig zijn en als door wetenschappers gestuurde fabricaten prestaties leveren ?

Als Kevin De Bruyne, om maar iemand te noemen, geen beroepsvoetballer zou zijn, zou hij er dan in een amateurcompetitie niet even goed boven uitsteken en ons verblijden met zijn geniale passes ?

Het genie van Kevin is al ontdekt toen hij nog jeugdspeler was en nog lang geen beroepssporter. Je hebt dat beroep dus niet nodig om je talent te tonen en anderen er van te laten genieten.

Worden er in de amateurcompetities minder doelpunten gemaakt ?

Zou een hoogspringwedstrijd minder spannend zijn als alle deelnemers een aantal centimeters minder hoog zouden springen ?

Natuurlijk is het eigen aan de sport dat de sporter altijd maar beter wil. Die drang naar beter is positief. Maar die drang kan even goed beleefd worden zonder dat iemand daar zijn brood mee verdient.

Weg dus met beroepssport. Beroepssport is een decadente uitwas van het kapitalisme.

En ter attentie van De Witte van AA Gent: hij wil zijn club verkopen. Dat woord “verkopen” alleen al ! Daarmee wil hij het risico lopen dat de sociale onderbouw van AA Gent verloren gaat. Zijn argument: zonder die verkoop kan de club niet aan de top blijven. Het lijkt er op dat dat argument voor hem doorslaggevend is. 

Wil iemand hem eens de vraag stellen waarom eigenlijk, AA Gent aan de top moet staan ? Iedereen lijkt het een evidentie te vinden dat dat moet. Maar is dat wel zo evident ?

Als sportclub moet AA Gent er inderdaad naar streven om aan de top te staan. Maar niet ten koste van alles. Niet ten koste van de positieve sociale functie van de club. Niet ten bate van het kapitaal.

En als zeker niet als die sociale functie ook kan zonder aan de top te staan.

Maar ik snap het wel: binnen het kapitalisme is er geen andere weg: wie niet meehuilt met de wolven in het bos wordt opgevreten.

Er is slechts één besluit: een echte sportmens is tegenstander van het kapitalisme.

PS Voor wie tijd en goesting heeft: lees ook: Vrouwen aan de bal in Molenbeek: ‘Dit is mijn club, hier ben ik thuis’

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *