Wachten op vrede

De advent betekent het cultiveren van het wachten. Het is geen wachten waartoe we verplicht zijn door de omstandigheden. Het is wachten omdat we willen wachten. Nogal wat mensen in deze tijd van oppervlakkigheid weigeren om te wachten. Ze ergeren zich dood als het niet snel genoeg gaat. Anderen leggen zich er bij neer en hun wachten wordt een dulden – geduld. Christenen wachten omdat ze wachten belangrijk vinden.

Wachten is belangrijk omdat niet (meer) wachten betekent dat we iets opgeven.

Kerstmis hoort natuurlijk thuis bij de mythes. Ik zal hier dus noodgedwongen mythologische taal gebruiken.

Kerstmis is het feest van de komst van God als mens bij de mensen. 

Voor christenen is deze komst van essentieel belang. Ook voor heidenen, maar die beseffen het niet.

Ieder jaar opnieuw verplichten christenen zich er toe om dit essentieel element in herinnering te brengen door de viering van het kerstfeest.

In de mythe is de komst van God een gebeurtenis op een bepaald ogenblik in de tijd, een dikke tweeduizend jaar geleden. Maar uiteraard is de komst van God een gebeurtenis die nooit af is. Om het met een grapje uit te drukken: vermits God oneindig is, zal hij nooit helemaal gekomen zijn.

De komst van God betekent heil. De redding van de wereld.

In mijn kindertijd vond ik kerstmis maar niks. Boerenbedrog. Want ons werd voorgehouden dat de komst van God betekende dat de wereld gered was. Ah ja ? Maar ik zag toch met eigen ogen dat de wereld helemaal niet gered was, maar wel één grote rotzooi ? 

Het is wel duidelijk dat de wereld redding nodig heeft. 

Geloof ik dat de wereld ooit beter zal worden ? Ik ben geen liberaal. Liberalen geloven niet dat de wereld beter kan worden en proberen dus om er dan zelf maar beter van te worden. 

Ja, ik geloof dat de wereld beter kan worden. Kan. En ik hoop dat de wereld beter zàl worden.

Kerstmis vieren betekent dat ik dat geloof en die hoop cultiveer.

Maar zoals gezegd: hopen is wachten. In de advent cultiveer ik dat wachten.

Nu is wachten natuurlijk niet per definitie passief. Het is niet altijd wachten op God-ot. Je kan wie je verwacht ook tegemoet gaan.

Daarom is de advent niet enkel wachten, maar ook een toeleven naar. Iedere adventszondag doen we een stap dichterbij.

Hoop doet leven. Leven is bewegen, handelen. Het handelen in de hoop is handelen dat het gehoopte dichterbij brengt of ons dichterbij het gehoopte brengt.

Mijn hoop op de redding van de wereld leidt me dus tot handelen om die redding te bevorderen.

Ja, de christen is een wereldverbeteraar. Realisten, liberalen en opportunisten lachen wel eens met wereldverbeteraars en beschuldigen ze van hoogmoed: waar halen wij de pretentie om een model te ontwerpen van een ideale wereld ? Welnu, in dat laatste hebben ze gelijk Vermits de mens niet de schepper is (mythologische taal ! ) kan hij ook niet de  ultieme vormgever zijn van de wereld. Nederigheid past de mens. Zeker in het geheel van de schepping.

Ook dàt is kerstmis: de komst van God als redder betekent dat niet de mens de redder is van zijn wereld. Als de wereld te groot is voor de mens, kan de redding ultiem enkel komen van iets/iemand die groter is dan de mens.

Precies daarom gaat het in mijn actief wachten niet enkel om mijn activiteit, maar ook om het wachten. Zonder wachten, zonder advent, komen we er niet.

Dat betekent dat mijn activiteit zowel in haar richting als in haar inhoud niet zo maar door mij zelf bepaald mag worden. Ik heb inspiratie nodig die mij gegeven wordt en die mijn activiteit een doel geeft, waarbij het doel ook de middelen bepaalt. (Dat betekent niet dat het doel de middelen heiligt ! )

Die inspiratie vind ik vooral in de evangelies.

Kerstmis zal mij een belangrijk zicht geven op de wereld zoals hij er gered uit moet zien.

Maar dat is dus voor mijn blog bij kerstmis. Daarop zal je moeten wachten.

Ondertussen moet ik wel nog even doorgaan op de idee dat de redding niet van de mens, maar van God moet komen.

Nogmaals: als je het woord God uitspreekt, zit je per definitie in de taal van de mythologie. Je vertelt een verhaal. Aan de luisteraar om het verhaal te begrijpen.

Ik doe een poging om het verhaal te vertalen naar een meer filosofische taal.

Dat God mens wordt betekent dat hij in de mens leeft; dat hij tussen de mensen leeft; dat hij pas dan helemaal zichzelf wordt.

Het betekent dat de redding niet mogelijk is zonder de mens; dat ik niet zo maar kan zitten wachten tot God in actie schiet.

Maar, andersom betekent het ook dat de mens niet tot redding kan komen zonder God.

God staat dan voor de openheid bij de mens voor het hogere, voor de grootsheid van de schepping, voor de aanvaarding van transcendentie, voor de bereidheid om uit te stijgen boven zichzelf.

Of nog: de mens kan niet tot redding komen als hij opgesloten zit in de mens als toevallig resultaat van allerlei processen in een evolutie. Het ergste wat de mens kan overkomen is de overtuiging dat hij een beest is tussen de beesten.

Redding is niet mogelijk als de mens gericht blijft op zichzelf. Hij moet open komen voor de grootsheid van de schepping en tegelijkertijd ook voor de andere mens.

Beide zijn noodzakelijk. Wie enkel naar boven kijkt, ziet hetzelfde als wie enkel naast zich kijkt: een spiegeling van zichzelf.

En vooral: de mens moet aanvaarden dat er iets/iemand is waaraan hij zich onvoorwaardelijk moet overgeven. Totaal. Die onvoorwaardelijke overgave noemt men “geloof”.

Precies door die overgave komt hij in een nieuwe dimensie van mens-zijn.

De redding kan niet komen van middelmatigheid; van  halfslachtigheid. De inspanning moet totaal zijn; radicaal. Dàt is de betekenis van het woord God. 

En als dat alles overstijgende iets/iemand dan ook nog Liefde is, ligt de weg naar de vrede open.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *