Belang van Limburg
Boze huismoeders getuigen: “Een vrouw is niet alleen geëmancipeerd als ze betaald werk verricht”
Het feminisme toont aan dat vrouwen effectief dommer zijn dan mannen.
Ik heb het hier over het feminisme dat zich links waant.
Principieel ben ik voor feminisme. Het is gewoon toepassing van de mensenrechten.
En dus ben ik er voor dat vrouwen evenzeer als mannen het recht moeten hebben om volop deel te nemen aan het economisch gebeuren; dus ook met arbeid buitenshuis, of alleszins andere arbeid dan die van het huishouden en het thuis opvoeden van kinderen.
Sta me toe vanaf nu in deze blog te spreken van arbeid buitenshuis, ook al gebeurt ook die arbeid tegenwoordig meer en meer van thuis uit.
Maar wat de zich links wanende feministen niet hebben begrepen is dat ze door het tot nu tot overwegende mannelijke grootkapitaal in de luren zijn gelegd.
Wanneer is de betaalde arbeid buitenshuis bij ons werkelijkheid geworden ? Even na de Tweede Wereldoorlog. Niet toevallig in een tijd waarin er een groot tekort was aan arbeidskrachten. Het grootkapitaal had veel volk nodig aan de band. Het kon daarvoor volk “uit den vreemde” invoeren, maar ook dan bleef er een tekort en dus vond het grootkapitaal de feministen uit die enthousiast gingen vechten voor het recht van de vrouw om zich in dienst te stellen van dat grootkapitaal. Naast baas in eigen buik, krijste het gefeminiseerde elitaire clubje ook: de vrouw aan de band !
Dat clubje heeft ook vandaag nog niet begrepen dat haar feminisme niet heeft geleid tot vrijheid voor de vrouw. Integendeel: een vrouw is nu verplicht om buitenshuis te gaan werken. Een waardig gezinsinkomen vraagt om twee verdieners. En een vrouw moet gaan werken, wil ze een eigen inkomen en eigen pensioenrechten hebben.
Vrijheid ? Dwang !
De enige reden voor deze toestand is het belang van het grootkapitaal.
Voor wie het nog niet wist: zowel Van Quickenborne als Rousseau stellen zich in dienst van dat grootkapitaal. Het zijn nu eenmaal liberalen. Ook sociaal-liberalen zijn liberalen.
Wie écht links wil zijn in deze materie, pleit voor een fatsoenlijk persoonlijk inkomen en pensioenrechten voor de thuiswerkende vrouw. Enkel daardoor kan ze echt vrij worden.
Niemand belet een vrouw dan om uit te gaan werken; om zich “waar” te maken in het economische of sociale gebeuren; om volop deel te nemen aan het sociale leven.
Maar waarom zou een vrouw zichzelf niet kunnen verwerkelijken in het organiseren van een huishouden en de opvoeding van haar kinderen ? En waarom zou dat ten koste van sociale contacten moeten gaan ?
Natuurlijk past deze manier van denken niet in het kapitalistische systeem dat werkt volgens de wet van de concurrentie en gericht is op winst …
De vraag die zich bij deze betaalde huishoud arbeid stelt is dan: wie gaat dat betalen ?
Er is geen ondernemer die er winst mee kan maken en loon zou uitbetalen.
Dat loon zou enkel kunnen komen van de staat.
En dus van het belastinggeld.
Is onze samenleving links genoeg om daarvoor te kiezen ?
Van Quickenborne en Rousseau zullen er alvast alles aan doen om die ruk naar links tegen te houden, gesteund door het domme feminisme dat zelf schreeuwt dat het links is.
Er is natuurlijk het probleem van de thuiswerkende vrouw in de islam en andere achtergebleven culturen.
Die vrouwen zijn inderdaad niet vrij: ze zijn in die situatie gedwongen door een ziekelijk patriarchaat dat het stabiele gezin promoot – ik ben voor het stabiele gezin – maar voor die stabiliteit de vrouw opoffert en daarvoor beroep doet op Allah.
In onze samenleving is dat onaanvaardbaar.
Van Quickenborne wil die onaanvaardbare toestand oplossen door financiële druk; in feite een vorm van omkoperij.
Hij heeft niet begrepen dat je Allah niet kunt omkopen.
Moskeebezoekers leven nog liever in armoede dan de kans mis te lopen op hun zeventig maagden. (Naargelang de armoede kunnen het er ook 72 of 77 zijn.)
Ik zit te wachten op zijn volgende stap: een belasting op de thuiswerkende vrouw.
Ondertussen zitten we er mee.
De zich al even links wanende multiculturalisten en vluchtelingenliefhebbers hebben een situatie gepromoot waarin er geen oplossing meer is.
We zitten vast.
Ik zou kunnen stellen dat die patriarchale toestanden nu eenmaal horen bij die cultuur en dat die mensen dan maar de gevolgen moeten dragen van het feit dat ze tot die cultuur behoren; inbegrepen de armoede waarin ze terecht komen.
Maar daarbij bloedt mijn linkse hart en mijn opportunisme dwingt me om te beseffen dat in die armoede en achterlijkheid zich de jeugd ontwikkelt die onze zwemvijvers onveilig maakt; vreselijk pestgedrag vertoont; de drugshandel hand en spandiensten verleent … kortom zichzelf buiten de samenleving heeft gesteld.
En dus ja, wil ik incasseren dat ook die onvrije vrouwen worden betaald voor hun huishoudelijk werk en de opvoeding van hun kinderen, ook al loopt die, vooral bij de jongens, grondig fout.
De strijd tegen culturele achterlijkheid moeten we niet voeren op het financiële front, maar op het culturele front.