Gisteren stelde ik dat de westerse cultuur superieur is aan de Arabische. Maar laat het duidelijk zijn: dat houdt niet in dat de westerse mens superieur is aan de Arabische mens. Want een mens is meer dan enkel zijn cultuur.
De vraag wordt duidelijker als ik vraag of de westerse mens een beter mens is dan de Arabische ?
Welnu, als een moslim zijn vrouw, weliswaar ongelijk maar goed behandelt, en zijn vrouw die ongelijke behandeling vanuit haar cultuur als normaal beschouwt, is die moslim een beter mens dan een westerling die zijn vrouw weliswaar als gelijke ziet, maar haar wel elke dag een pak rammel geeft. Een moslim die vanuit zijn geloof meerdere vrouwen heeft, is een beter mens dan een westerling die vanuit zijn ongeloof ook meerdere vrouwen heeft.
Een nazi die idealistisch voor Führer en Vaterland ten oorlog trok, was een beter mens dan de zogenaamde verzetsman die na de oorlog vrouwen op straat beschimpte, het haar afknipte en naakt door de straten sleurde.
Een analfabeet die in het Amazonewoud vanuit zijn primitief geloof een mensenoffer brengt, is een beter mens dan Dutroux.
Een pater die in de Congo weliswaar paternalistisch negers leerde lezen en schrijven heeft meer goed gedaan voor de negers dan de nep linkse die uit schuldbesef over het kolonialisme negers uit het Maximiliaanpark een onderdak geeft en helpt om zich hier te vestigen om in armoede te leven.
Maar toch: zelfs een nep linkse kan een goed mens zijn. Voor een kapitalist weet ik het zo nog niet. Je kan niet alles relatieveren.
Maar als ik het over goede en slechte mensen heb, gaat het niet over het relativeren van goed en kwaad, maar juist om het ernstig nemen van die twee begrippen. Alleen is het ethische bewustzijn – het bewustzijn van goed en kwaad – geen vaststaand gegeven. Het is in evolutie. Toen Abraham in de bijbel zijn zoon wilde offeren, was hij er echt van overtuigd dat hij daardoor een goed mens zou zijn. Zijn ethische bewustzijn was nog primitief, maar hij had een ethisch bewustzijn, en als hij volgens zijn bewustzijn goed handelde, was hij een goed mens, en mag ik hem vanuit mijn verder ontwikkeld ethisch bewustzijn geen slecht mens noemen. Dat ethisch bewustzijn is dus positief geëvolueerd in de tijd, maar die evolutie is niet overal in de wereld even snel gegaan. Ik denk dat het ethisch bewustzijn van de moslim niet even ver ontwikkeld is als dat van de christen. Maar als hij oprecht consequent handelt vanuit het ethisch bewustzijn van zijn tijd in zijn streek, is hij een goed mens.
Natuurlijk betekent dat niet dat ik mensenoffers goedkeur. Er zijn grenzen aan de verdraagzaamheid. Als er morgen in mijn straat een primitieve Amazoner komt wonen die mensenoffers wil brengen, zal ik hem dat beletten, zelfs als de offermens het eens zou zijn met het feit dat hij geofferd wordt. Volgens mijn theorie moet ik hem nog altijd een goed mens vinden. Maar ook goede mensen kunnen te ver gaan in hun goedheid.
En dan komt het moeilijke proces van afwegen: wanneer gaat iemand te ver ? Gaat een moslim die eist dat zijn vrouw een hoofddoek draagt te ver ? Ik vind dat een moeilijke vraag. Het antwoord is niet duidelijk. Ik durf niet zo maar stellen dat die mens te ver gaat, en evenmin dat hij zo ver mag gaan. In ethische vraagstukken hou je altijd rekening met de intentie. Die kan hier goed zijn. Maar er zijn ook altijd de gevolgen. Ook met goede bedoelingen kan je onaanvaardbare gevolgen veroorzaken. Voor mij is de hoofddoek op zich geen probleem. Maar als die hoofddoek er toe leidt dat die vrouw geen goede job vindt, bijvoorbeeld omdat hij in openbare functies verboden is, dan lijken de gevolgen, ook voor de kinderen, me te ernstig om te aanvaarden dat die man eist dat zijn vrouw de hoofddoek draagt. Je komt dan op het terrein van het fanatisme. Fanatisme is nooit aanvaardbaar. Fanatisme knaagt aan de goedheid van een mens. En zo komen we hier in een situatie van onmacht terecht. Je kan die vrouw niet verplichten om die job te aanvaarden en dus haar hoofddoek af te doen. Als zij er voor kiest om thuis te blijven zodat het gezin met één inkomen op de grens van de armoede balanceert, staan wij als met onze cultuur, machteloos, net zoals we machteloos staan tegenover andere vormen van kwaad.
Fundamenteel ontstaat het probleem doordat in dezelfde tijd, op dezelfde plaats goede mensen gaan samenwonen die in een andere fase van de ethische evolutie zitten. Dat is een ernstige kritiek op de multiculturele samenleving. Ik ben voor een multiculturele samenleving, ze is een kans voor verrijkende ontmoeting. Maar als de verschillen tussen de culturen te groot zijn, wordt de ontmoeting onmogelijk, net zoals een gesprek onmogelijk wordt tussen twee mensen die niet dezelfde taal spreken.
Als de multiculturele samenleving geen ontmoeting meer is, valt de samenleving uit mekaar, en krijgen we een samenleving zoals beschreven in de laatste alinea van het artikel op Doorbraak waarvan ik gisteren vertrokken ben: “De trek naar de grote steden houdt aan – die steden vallen echter uiteen in enclaves, waaronder westerse en niet-westerse. Het sociale contract ontbindt zich in parallelle gemeenschappen; tegen een achtergrond van de economische globalisering en culturele vervreemding verliest ook de democratie haar bezielende aanhechting.” Die evolutie is bezig. En mijn nep linkse vrienden willen het niet zien.