Doorbraak
Hoe subsidies de cultuursector ‘verstaatsen’
Gisteren heb ik me vooral bezig gehouden met antwoorden op de argumenten van Winckelmans. Vandaag wil ik wat dieper ingaan op een fundamentele vraag waar ook Ignace Vandewalle naar verwijst.
Gehandicapten hebben recht op steun. Maar subsidies zijn geen recht, maar een gunst; een steun voor mensen die door privé initiatief bijdragen tot de opbouw van de samenleving; tot gemeenschapsvorming; tot vermenselijking. De overheid oordeelt er over welke initiatieven volgens haar daarvoor in aanmerking komen. Ideologisch verschillende overheden zullen daarbij verschillende prioriteiten leggen. Dat is hun goed recht.
Dat brengt ons op de fundamentele vraag naar de onafhankelijkheid van de cultuursector waar die toch zoveel belang aan hecht. Welnu, de sector is daarin ongelooflijk hypocriet.
Want iedereen die een aanvraag indient voor subsidies weet heel goed dat hij daarin rekening moet houden met de mensen die over zijn dossier zullen oordelen. De overheid zou die beoordeling zelf kunnen doen, maar om een zekere onpartijdigheid te bewaren, wordt de behandeling van die dossiers meestal toegewezen aan een zogenaamde onafhankelijke commissie. Die commissie wordt echter weer samengesteld door de politieke strekking die aan de macht is. Totale onafhankelijkheid in de beoordeling is dus gewoon onmogelijk. En daarmee is het ook onmogelijk dat de sector onafhankelijk is, want wiens brood men eet, diens woord men spreekt. Als men in de aanvraag rekening moet houden met de beoordelers, zal men in de uitvoering van de projecten daar ook rekening mee moeten houden.
En daar ontstaat het huidige probleem: er is sinds een aantal jaren een politieke strekking nieuw aan de macht: het vlaams nationalisme. De cultuursector heeft de voorbije jaren vrolijk het lied meegezongen van de strekking die toen aan de macht was, maar weigert nu plots om zijn lied aan te passen. Dat is zijn goed recht. Maar als de sector dan toch de onafhankelijkheid zo hoog in het vaandel draagt, moet hij ook consequent zijn en de subsidies weigeren. Maar, neen, de sector kiest voor de hypocrisie. En vermits de sector voornamelijk links is, zegt dat wat, over het ethische niveau van zowel het huidige links – dat ik neplinks noem – als over de culturele elite.
Tussen haakjes: het nep van neplinks kan voor mij over verschillende thema’s gaan. Hier gaat het om wat ik hierboven al aanhaalde: als de sector écht links was, zou hij kiezen voor solidariteit met de gehandicapten.
Ik had het over het verschil tussen recht en gunst. Dat is dus wel belangrijk. Want dat houdt in dat er eerst moet gezorgd worden dat de rechten van de mensen geëerbiedigd worden, en dan pas gunsten verleend. Als je dat doortrekt (wat je niet altijd radicaal moet doen), wil dat zeggen dat de cultuur of andere gesubsidieerden geen subsidies zouden mogen krijgen zolang de wachtlijsten in de zorg voor gehandicapten niet zijn opgelost, want die mensen hebben daar recht op. Ik vind het verbijsterend dat de zogenaamde culturele elite daar geen oog voor heeft. Als ze niet enkel een culturele, maar ook een menselijke elite was, zou de sector zelf voorgesteld hebben om te besparen.
Ja, ik begrijp natuurlijk ook wel dat dit niet zo simpel is: door het schrappen van subsidies zullen mensen zonder werk vallen. Kan je van die mensen verwachten dat ze dat zomaar aanvaarden om gehandicapten te steunen ? Neen, natuurlijk niet. Maar als dit links écht links was, zou het zich nu de vraag stellen of het binnen de sector geen solidariteit kan organiseren waarbij iedereen wat inlevert en zo iedereen aan boord kan blijven. Links klaagt graag de grote vermogens aan en wil daar het geld gaan halen. Welnu, ook in de cultuursector zitten er grote vermogens… Als we er dan van uitgaan dat de besparingen slechts een tijdelijke maatregel zijn, zou er toch iemand op dat idee moeten gekomen zijn. En als de economie reden zou zijn om op veel langere termijn de geldkraan te moeten dichtdraaien, heeft de sector totaal geen been meer om op te staan.
Ik had het er over dat over de subsidie-aanvraag wordt geoordeeld door de overheid, al dan niet langs een commissie om. Als die overheid democratisch aan de macht is, is er ook geen democratisch probleem. Al dat geschreeuw over de staat die de macht grijpt over de sector – waarbij dan steevast verwezen wordt naar totalitaire regimes – is gewoon boerenbedrog. Als het regime niet totalitair is, en vooralsnog is daar geen sprake van, want anders hadden we al lang een federale regering, en zou de Vlaamse regering zijn samengesteld uit één partij, is er ook geen sprake van een staatsgreep op de cultuursector.
Merk daarbij op dat het toekennen van subsidies op verschillende politieke niveau’s gebeurt: Vlaams, provinciaal, gemeentelijk. Op die niveau’s zijn er verschillen in politieke meerderheid en bestuur. Die verschillen versterken het democratische niveau van het geheel.
Pleit ik er nu voor dat de cultuur zich in dienst stelt van het Vlaams nationalisme ? Neen, natuurlijk niet. Maar de cultuur als sector heeft ook niet het recht om het Vlaams nationalisme te bestrijden. Natuurlijk hebben individuele culturisten het recht om tegen het Vlaams nationalisme te zijn. Maar als de sector in zijn geheel tegen een belangrijke strekking in de samenleving is, is er geen probleem. Het kan natuurlijk zijn dat een grote meerderheid van de culturisten zich na rijp overleg tegen het Vlaams nationalisme keert. Maar als dat zo is, geldt wel de kritiek dat de sector een elite is die de band met de gewone man is kwijt geraakt. En ook dan heeft hij geen recht op subsidies. In ieder geval zal de cultuursector bij de subsidies rekening moeten houden met het Vlaams nationalisme zolang dat politieke macht heeft. En dat is niet meer dan juist.