MO*
Nieuwe theaterdialoog brengt Rosa Luxemburg en Hannah Arendt samen
Even de zaken op een rijtje zetten. Ik breng hier basisideeën samen die in vorige blogs al meer expliciet behandeld zijn.
Maar voor een goed begrip vooraf toch dit:
kapitaal en kapitalist vallen niet samen, net zoals arbeid en arbeider niet samen vallen. Het kapitaal is een begrip binnen het systeem dat staat tegenover arbeid. Hetzelfde geldt voor de arbeid. Iets kan binnen het systeem goed zijn voor de arbeid, maar slecht voor bepaalde kapitalisten… Geef in wat volgt dus aandacht voor dit onderscheid.
Het kapitalisme is een economisch systeem, gekenmerkt door concurrentie als motor en winst als doel. Zowel productiemiddelen als producten zijn eigendom van de kapitalist waardoor de winst naar deze kapitalist gaat. Dit leidt naar ongelijke verdeeldheid van bezit. Door de concurrentie ontstaat een pyramidale structuur waarin tenslotte steeds meer winst naar steeds minder bezitters gaat. (De gouden medaille op de olympische spelen. Gates, Bezos, Branson.)
Het gaat hier om basiswetten binnen het systeem. Er zijn plaatselijke en tijdelijke mogelijkheden om de processen bij deze basiswetten wat af te zwakken en te vertragen (een rijkentaks), maar finaal leidt het systeem naar deze concentratie van bezit.
Door concurrentie en winst kàn de kapitalistische economie niet anders dan een groei-economie zijn, gericht op ongebreidelde groei.
Het systeem kan dus onmogelijk duurzaam zijn en de draagkracht van de planeet respecteren. Binnen het systeem zijn er geen oplossingen mogelijk voor problemen zoals armoede, klimaat…
Het systeem bouwt op een individualistisch mensbeeld met de ene mens als concurrent van de andere mens (homo homini lupus). Het is een mensbeeld waarin het beest in de mens nog sterk doorleeft. Het bouwt niet enkel op dat mensbeeld, maar houdt het ook in stand, cultiveert het, en belemmert op die manier de socialisering van de mens en de groei van de mensheid naar echte menselijkheid.
Het kapitalisme is vanuit echt menselijk standpunt gezien onaanvaardbaar.
Het wordt politiek vertaald in concurrerende staten en binnen de staten in democratieën die evenzeer de concurrentie cultiveren op politiek vlak door het bestaan van politieke partijen. Onze democratie is een georganiseerde machtsstrijd. Ze is de politieke weerspiegeling van het economische systeem.
Binnen deze structuur is een echt linkse beweging onmogelijk. Dat geldt zowel voor interactie tussen staten als voor organisatie binnen staten.
Linkse internationale organisaties als een wereldvakverbond of een “Internationale” zijn waardeloze praatbarakken.
Echt linkse politieke partijen binnen staten zijn betekenisloos. Electorale successen van echt linkse partijen binnen onze democratie brengen een alternatief voor het kapitalisme geen stap dichterbij.
Een systeem zoals onze sociale zekerheid heeft met echt links niets te maken. Het bouwt solidariteit op een samenwerking van kapitalist en arbeider. Binnen het kapitalisme is het kapitaal op het einde altijd de winnaar. Onze sociale zekerheid zal dus altijd in dienst staan van het kapitaal. Als dat niet (meer) zo is, zal ze verdwijnen.
Voor de goede verstaander van de opmerking over het onderscheid tussen kapitaal en kapitalist: het is dus mogelijk dat het kapitaal belang heeft bij een sociale zekerheid, terwijl die sociale zekerheid negatief is voor een bepaalde kapitalist.
Die sociale zekerheid is ook nationaal georganiseerd. Gezien de natuur van de naties kan ook daardoor die sociale zekerheid niet echt links zijn.
Wie naar écht links wil moet solidariteit bouwen, totaal los van het kapitaal, los van staten, los van de politiek.
We moeten dus naar de organisatie van ziekenkassen, werkloosheidskassen, pensioenkassen, volledig in handen van de arbeiders en onafhankelijk van kapitaal en politiek.
Die organisatie moet de concurrentie tussen arbeiders wereldwijd uitschakelen. Er moet dus in eerste instantie niet gewerkt worden aan één wereldorganisatie van solidariteit van alle arbeiders, maar wél aan de organisatie van arbeiders van bedrijven die met mekaar moeten concurreren. Arbeiders van staalbedrijven staan nu wel in concurrentie met arbeiders van andere staalbedrijven, maar niet met arbeiders van de textiel-industrie. De organisatie van die solidariteit kan dus per “bedrijfstak” verlopen. Bedrijfstakken met onvoldoende schaalgrootte voor een beduidende solidariteit kunnen samenwerken met andere bedrijfstakken.
Bijvoorbeeld: autoassemblagebedrijven moeten wereldwijd met mekaar concurreren. Er moet dus een wereldwijde organisatie komen van solidariteit tussen alle arbeiders van deze assemblagebedrijven.
Die solidariteit houdt ook in dat stakingen per definitie wereldwijd zijn.
Enkel deze vorm van organisatie van solidariteit kan de macht creëren, nodig voor de afschaffing van het kapitalisme en de creatie van een alternatieve economie en – samenleving.
Wie houdt eigenlijk de arbeiders tegen om zich zo te organiseren ? Wie zet er zijn schouders onder om die organisatie op touw te zetten ?