Deze blog is een voortzetting van mijn blog van vorige zondag over Mindfulness.
Laat me het nu even expliciet over het boeddhisme hebben.
Er zijn natuurlijk vele vormen van boeddhisme, maar net zoals alle andere levensbeschouwingen gaat het boeddhisme over de omgang met het lijden.
In zijn kern stelt Boeddha dat het lijden veroorzaakt is door “hechting”, verlangen… Zijn weg leidt dus naar “bevrijding”.
Om het een beetje concreter te maken: wie naar een ijsje verlangt, zal (hopelijke slechts een beetje) lijden ervaren als hem dat geweigerd wordt. Wie verliefd wordt en smacht naar zijn geliefde zal verschrikkelijk lijden als die geliefde hem afwijst. Het is het lijden bij het afscheid van iemand aan wie we gehecht waren.
Het is dan logisch om als oplossing te stellen dat we moeten leren om niet meer te verlangen, om ons niet meer te hechten. Dat leren we door meditatie.
Als je het naar zijn kern herleidt komt het neer op het inzicht dat streven naar zijn (eigen) geluk, onvermijdelijk leidt tot ongeluk.
We vinden het thema al terug in het Oude Testament met in het eerste boek het verhaal van het Aards Paradijs dat aansluit bij het Scheppingsverhaal.
God plaatst de mens in het Aards Paradijs, plaats van geluk met daarbij het verbod om te eten van de boom van de kennis van geluk en ongeluk.
De mens eet toch van de vruchten van die boom wat betekent dat hij zélf wil uitmaken waar zijn geluk ligt in plaats van het te aanvaarden uit Gods hand. Of nog: door te eten van de boom begint de mens te streven naar zijn eigen geluk. Dat leidt tot ongeluk.
De parallel tussen het verhaal van het Aards Paradijs en dat van Boeddha is duidelijk.
Inderdaad: in beide verhalen moet de mens zich onthouden van het streven naar geluk.
Maar er is een tegenspraak in het boeddhisme: want stoppen met streven naar geluk is een oplossing voor het probleem van het lijden, wat toch weer neerkomt op streven naar geluk. Of nog: stoppen met streven naar geluk om gelukkig te worden…
Deze tegenspraak wordt dan weer opgelost door de radicale keuze om het “ik” leeg te maken. Laat het “ik” verdwijnen en daarmee ook het streven naar geluk.
Ook het christendom gaat over de omgang met lijden en het streven naar geluk.
Maar in het christendom leidt dat niet tot de leegte van het ik, maar tot volheid.
Ook het christendom roept op tot onthechting, tot los laten, tot bevrijding van verlangens en van het ik. Maar hier is die bevrijding niet gericht op zichzelf, maar op de andere.
God is liefde. Dat betekent dat ik wordt opgeroepen om de liefde tot mijn God te maken; tot het allerbelangrijkste in mijn leven.
Noteer wel dat die christelijke, goddelijke liefde niet samenvalt met onze menselijke liefde. Zo is ze om te beginnen geen gevoelen. Ik kan daar hier niet dieper op in gaan. We komen dan bij het thema “eros en agapè”. In eerdere blogs heb ik het daar al over gehad.
Ja, ik moet dus onthechten, maar niet om leeg te worden, of om niet te lijden. Ik moet onthechten om vrij te worden van mezelf voor de liefde. De leegte door onthechting wordt opgevuld met de volheid van de liefde: het ik verdwijnt, maar in de plaats komt de andere.
De onthechting leidt tot bekwaamheid tot liefde. Maar je kan, andersom, even goed stellen dat de liefde leidt tot de bekwaamheid tot onthechting..
Of, zoals ik in eerdere blogs al heb aangegeven: wie het eigen geluk zoekt, zal het niet vinden; maar het zal geschonken worden aan wie het zoekt voor een ander.
Hieruit volgt een andere correctie.
Iemand met wie ik graag te doen had, was overtuigd boeddhist en besteedde dagelijks tijd aan meditatie. Op een dag vertelde hij me dat hij zijn meditatie had moeten terugschroeven omdat hij zoveel mediteerde dat hij niet meer tot actie kwam. Zelfs niet meer tot eten.
Het lijkt een logisch gevolg van het bereiken van innerlijke leegte.
De liefde echter éist actie. Ze eist dat ik mezelf en mijn talenten ontwikkel om iets te kunnen betekenen voor de andere. Ze eist dat ik in actie kom als de andere me nodig heeft.
Liefde geeft me verantwoordelijkheid voor mezelf want zonder ik is er geen andere. Alleen is die ik dan een andere ik dan de ik van de eigen geluk zoeker.
Als christen kan ik nut hebben van de doorgedreven kennis van het bewustzijn die het boeddhisme heeft bereikt. Boeddhistische meditatietechnieken kunnen me helpen, maar ze moeten altijd gericht zijn op de beleving van de liefde en niet op het voorkomen van lijden.
Ook de christen heeft nood aan “spirituele oefeningen”. Je kan hierbij ook denken aan vormen van meditatie over de teksten.
Merk tenslotte ook op dat de liefde het lijden niet uitsluit. Een mens kan lijden, juist omdat hij liefheeft.
Anders dan het boeddhisme dat àlle lijden wil uitsluiten aanvaardt de christen lijden: het lijden omwille van het lijden van de andere.
Zo wordt de omgang met lijden in het christendom een totaal andere zaak dan in het boeddhisme.
Over de omgang met dat lijden in het christendom wil ik het volgende zondag hebben.
De zondag daarna wil ik een interessante geestelijke oefening voorstellen.