Over geld

MO*

John Vandaele

Geld is een afspraak, die in tijden van crisis voor nog meer ongelijkheid zorgt Rijke landen kunnen toveren, arme landen niet

De rijke landen hebben in deze coronatijd geen echt geldprobleem, toch niet op korte termijn. De beleggers willen immers wat graag in dollars, euro’s en yens beleggen, en als de nood te hoog wordt, gaan de geldpersen aan het werk. De meeste ontwikkelingslanden daarentegen zitten meteen in ademnood. In crisistijd speelt de zwaartekracht van de hebzucht die mensenlevens kan kosten. Arme landen kunnen niet genieten van de magie van het geld. Het Internationaal Muntfonds kan deze week op zijn virtuele Lentemeeting beslissen om dat een beetje bij te sturen.

Soms heb ik de indruk dat nogal wat mensen niet (meer) beseffen wat geld eigenlijk is. Het is alsof ze denken dat geld op zich iets waard is. Dat is het natuurlijk niet: met een briefje van 500 € kan je zelfs je… niet afvegen. Dat briefje is slechts iets waard als iemand je in ruil voor dat briefje een product of dienst wil leveren.

Het gaat dus om vertrouwen: als genoeg mensen morgen beslist dat ze geen vertrouwen meer hebben in de euro, is de euro niets meer waard en kan je er niets meer mee kopen.

Weinig mensen hebben zich bij de invoering van de euro de vraag gesteld of die munt wel zou aanslaan. Ze vonden het een evidentie dat dit zou gebeuren. Dat was het niet. Het belgische koningshuis dat echt wel weet hoe het met geld moet omgaan, heeft voor de invoering van de euro een groot gedeelte van zijn fortuin van belgische franken overgezet in dollars, en is pas opnieuw naar de euro overgegaan toen duidelijk was dat de euro waarde had.

Eigenlijk is geld in oorsprong slechts een middel om ruilhandel te vergemakkelijken. Als ik een peer heb, maar liever een appel zou eten, kan ik iemand zoeken die een appel heeft, maar liever een peer eet. Als we ruilen, zijn we beiden winnaar. Maar natuurlijk als een bakker een piano wil, kan hij moeilijk aan de pianomaker duizend broden leveren. Het zou al handiger zijn als de bakker aan de pianomaker een briefje zou kunnen geven waarop hij belooft dat hij aan de pianomaker voor de rest van diens leven, elke dag een broodje zal leveren. De vraag is dan of de pianomaker dat vertrouwt. Nog handiger wordt het als dat briefje geld wordt. Dan kan de pianomaker met dat briefje niet enkel broden bekomen, maar ook appelen en peren…

Geld maakt handel mogelijk.

Het begint fout te lopen als geld zelf voorwerp van handel wordt: als mensen geld gaan kopen en verkopen, en proberen daar winst mee te maken. Dan hebben we het over rente.

Aristoteles had er al zijn gedacht over: rente mag niet. Een mens mag niet streven naar rijkdom door geld te kopen en te verkopen. Voor Aristoteles gaat iemand die streeft naar rijkdom in tegen de natuur. Aristoteles was een wijs man. Voor hem was economische groei geen streefdoel. Dat is ook niet meer dan normaal als je economie ziet als wat ze eigenlijk is – of zou moeten zijn: bevrediging van behoefte: de economie moet produceren wat nodig is. 

Ook in het christendom is geldhandel en rente lange tijd een belangrijke zonde geweest. Ook al staan ook in het Oude Testament teksten die rente verbieden, toch hadden de Joden in de Middeleeuwen dat verbod al achter zich gelaten. Zo lieten de christenen het terrein van de geldhandel over aan de Joden, waardoor het beeld ontstond van de Jood als woekeraar.

Na heel wat al dan niet filosofische en theologische discussies hebben ook de christenen de rente toch aanvaard en zo een basis gelegd voor het kapitalisme.

Ik ga hier nu wel heel kort door de bocht. Los van de rechtstreekse rol van het geld ligt volgens de socioloog Max Weber ook het Calvinisme (of beter het puritanisme) aan de basis van het ontstaan van het kapitalisme. Hard werken is God welgevallig en wordt beloond met welstand, gevolg van winst.

Daar kan je natuurlijk vragen bij stellen, want een kapitalist is juist iemand die niét hard werkt, maar anderen hard laat werken en daar dan de vruchten van plukt, en de winst opstrijkt.

Maar terug naar het geld. Het spijt me maar ik kan niet anders dan hier iets goeds zeggen over de islam: in de islam is rente nog altijd verboden. Niet alle moslims zijn daar even strikt in, en ondertussen hebben ze ook een aantal redeneringen en praktijken ontwikkeld die het verbod omzeilen, maar het principe bestaat nog altijd. Dat maakt het leven voor een consequente moslim soms toch wel moeilijk: wie zich houdt aan de leer, kan, bijvoorbeeld, geen lening aangaan om een huis te kopen. Overigens is winst maken ook voor de islam geen probleem.

Maar natuurlijk moeten mensen kunnen sparen en lenen. Een bank heeft als functie om dat sparen en lenen aan mekaar te koppelen: met wat er binnenkomt aan spaargeld, kunnen er leningen verstrekt worden. Er moet dus één bank zijn – meer is niet nodig en niet wenselijk – beheerd door de staat – die geen winst maakt en de dienst verleent tegen een eventuele rente, gelijk aan een eventuele inflatie. 

Dat vraagt om verdere uitwerking en situering in een meer algemene niet-kapitalistische economie en sociaal bestel. Ik heb dat dieper uitgewerkt in mijn boek Eutopia. Allen daarheen ! Ga naar de rubriek publicaties op deze website waar je Eutopia gratis kan lezen en/of downloaden, ook in ebook formaat !

 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *